فَضۡلٗا مِّنَ ٱللَّهِ وَنِعۡمَةٗۚ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٞ
Door barmhartigheid van God en genade en God is alwetend en wijs.
وَإِن طَآئِفَتَانِ مِنَ ٱلۡمُؤۡمِنِينَ ٱقۡتَتَلُواْ فَأَصۡلِحُواْ بَيۡنَهُمَاۖ فَإِنۢ بَغَتۡ إِحۡدَىٰهُمَا عَلَى ٱلۡأُخۡرَىٰ فَقَٰتِلُواْ ٱلَّتِي تَبۡغِي حَتَّىٰ تَفِيٓءَ إِلَىٰٓ أَمۡرِ ٱللَّهِۚ فَإِن فَآءَتۡ فَأَصۡلِحُواْ بَيۡنَهُمَا بِٱلۡعَدۡلِ وَأَقۡسِطُوٓاْۖ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلۡمُقۡسِطِينَ
Indien twee partijen der geloovigen met elkander twisten, tracht hen dan te vereenigen. Indien de een den ander eene beleediging aandoet, strijdt dan tegen de partij, die de beleediging heeft aangedaan, tot zij tot Gods voorschriften terugkeert. Indien zij terugkeeren, maak dan vrede tusschen hen met eerlijkheid, en handel rechtvaardig; want God bemint hen die rechtvaardig handelen.
إِنَّمَا ٱلۡمُؤۡمِنُونَ إِخۡوَةٞ فَأَصۡلِحُواْ بَيۡنَ أَخَوَيۡكُمۡۚ وَٱتَّقُواْ ٱللَّهَ لَعَلَّكُمۡ تُرۡحَمُونَ
Inderdaad, de ware geloovigen zijn broeders; verzoent dus uwe broeders, en vreest God, opdat gij genade moogt verwerven.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ لَا يَسۡخَرۡ قَوۡمٞ مِّن قَوۡمٍ عَسَىٰٓ أَن يَكُونُواْ خَيۡرٗا مِّنۡهُمۡ وَلَا نِسَآءٞ مِّن نِّسَآءٍ عَسَىٰٓ أَن يَكُنَّ خَيۡرٗا مِّنۡهُنَّۖ وَلَا تَلۡمِزُوٓاْ أَنفُسَكُمۡ وَلَا تَنَابَزُواْ بِٱلۡأَلۡقَٰبِۖ بِئۡسَ ٱلِٱسۡمُ ٱلۡفُسُوقُ بَعۡدَ ٱلۡإِيمَٰنِۚ وَمَن لَّمۡ يَتُبۡ فَأُوْلَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلظَّـٰلِمُونَ
O ware geloovigen! laat de menschen geene andere menschen bespotten en uitlachen, die misschien beter dan zij zelven zijn; en laat de vrouwen even min andere vrouwen spottend uitlachen, die mogelijk beter dan zij zelve zijn. Lastert elkander ook niet, en geeft elkander geene kwetsende bijnamen. Een slechte naam is het, met zonde te zijn beladen, na het geloof te hebben omhelsd, en zij die geen berouw gevoelen, zijn boosdoeners.