وَٱلۡأَرۡضَ مَدَدۡنَٰهَا وَأَلۡقَيۡنَا فِيهَا رَوَٰسِيَ وَأَنۢبَتۡنَا فِيهَا مِن كُلِّ زَوۡجِۭ بَهِيجٖ
Wij hebben ook de aarde uitgespreid, en daarop vastgewortelde bergen geworpen, en wij doen elke schoone soort van planten daarop voortspruiten.
تَبۡصِرَةٗ وَذِكۡرَىٰ لِكُلِّ عَبۡدٖ مُّنِيبٖ
Als een onderwerp ter overweging, en eene vermaning voor iederen mensch, die zich tot ons wendt.
وَنَزَّلۡنَا مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءٗ مُّبَٰرَكٗا فَأَنۢبَتۡنَا بِهِۦ جَنَّـٰتٖ وَحَبَّ ٱلۡحَصِيدِ
En wij zenden den regen als eene zegening van den hemel neder; waardoor wij tuinen doen voortspruiten en het graan dat men oogst.
وَٱلنَّخۡلَ بَاسِقَٰتٖ لَّهَا طَلۡعٞ نَّضِيدٞ
En de rijzige palmboomen met takken vol dadels, die boven elkander hangen.
رِّزۡقٗا لِّلۡعِبَادِۖ وَأَحۡيَيۡنَا بِهِۦ بَلۡدَةٗ مَّيۡتٗاۚ كَذَٰلِكَ ٱلۡخُرُوجُ
Als een voorraad voor den mensch. Wij verkwikken daardoor een dood land; zoo zal de opstanding der dooden uit hunne graven wezen.
كَذَّبَتۡ قَبۡلَهُمۡ قَوۡمُ نُوحٖ وَأَصۡحَٰبُ ٱلرَّسِّ وَثَمُودُ
Het volk van Noach, en zij die te Al Rass woonden, en Thamoed en Ad en Pharao beschuldigden de profeten van bedrog voor de bewoners van Mekka.