أَلَكُمُ ٱلذَّكَرُ وَلَهُ ٱلۡأُنثَىٰ
Hebt gij mannelijke kinderen, en God vrouwelijke?.
تِلۡكَ إِذٗا قِسۡمَةٞ ضِيزَىٰٓ
Dit is dan eene onrechtvaardige verdeeling.
إِنۡ هِيَ إِلَّآ أَسۡمَآءٞ سَمَّيۡتُمُوهَآ أَنتُمۡ وَءَابَآؤُكُم مَّآ أَنزَلَ ٱللَّهُ بِهَا مِن سُلۡطَٰنٍۚ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا ٱلظَّنَّ وَمَا تَهۡوَى ٱلۡأَنفُسُۖ وَلَقَدۡ جَآءَهُم مِّن رَّبِّهِمُ ٱلۡهُدَىٰٓ
Het zijn slechts ijdele namen, welke gij en uwe vaderen godheden hebt genoemd. God heeft nopens hen niets geopenbaard, wat hunne vereering wettigt. Zij volgen slechts eene ijdele meening en wat hunne zielen begeeren; en toch is de ware richting van hunnen Heer tot hen gekomen.
أَمۡ لِلۡإِنسَٰنِ مَا تَمَنَّىٰ
Zal de mensch alles hebben, waarnaar hij wenscht?
فَلِلَّهِ ٱلۡأٓخِرَةُ وَٱلۡأُولَىٰ
Dit en het volgende leven zijn Gods eigendom.
۞وَكَم مِّن مَّلَكٖ فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ لَا تُغۡنِي شَفَٰعَتُهُمۡ شَيۡـًٔا إِلَّا مِنۢ بَعۡدِ أَن يَأۡذَنَ ٱللَّهُ لِمَن يَشَآءُ وَيَرۡضَىٰٓ
En hoeveel engelen er ook in den hemel mogen zijn, hunne tusschenkomst zal niets baten. Tot God verlof zal hebben verleend, aan wien hem zal behagen, en zich zijner zal aannemen.