وَأَنَّ عَلَيۡهِ ٱلنَّشۡأَةَ ٱلۡأُخۡرَىٰ
Dat hem eene andere voortbrenging behoort, namelijk de wederopwekking hiernamaals, van den dood ten leven.
وَأَنَّهُۥ هُوَ أَغۡنَىٰ وَأَقۡنَىٰ
En dat hij verrijkt, en bezittingen doet verkrijgen.
وَأَنَّهُۥ هُوَ رَبُّ ٱلشِّعۡرَىٰ
Dat hij den Heer van het hondsgesternte is.
وَأَنَّهُۥٓ أَهۡلَكَ عَادًا ٱلۡأُولَىٰ
Dat hij den ouden stam van Ad verwoestte.
وَثَمُودَاْ فَمَآ أَبۡقَىٰ
En Thamoed; en niet een van hen liet leven.
وَقَوۡمَ نُوحٖ مِّن قَبۡلُۖ إِنَّهُمۡ كَانُواْ هُمۡ أَظۡلَمَ وَأَطۡغَىٰ
Als ook het volk van Noach, vóór hen: want zij waren ten hoogste onrechtvaardig en zondig.
وَٱلۡمُؤۡتَفِكَةَ أَهۡوَىٰ
En de straf des hemels bedekte haar.
فَغَشَّىٰهَا مَا غَشَّىٰ
En de omvergeworpen steden, heeft hij ten onderst boven gekeerd.
فَبِأَيِّ ءَالَآءِ رَبِّكَ تَتَمَارَىٰ
Welke der voordeelen van uwen Heer, o mensch! zult gij in twijfel trekken?