فَنَادَوۡاْ صَاحِبَهُمۡ فَتَعَاطَىٰ فَعَقَرَ
Zij riepen hunnen makker, en hij nam een zwaard en doodde haar,
فَكَيۡفَ كَانَ عَذَابِي وَنُذُرِ
Maar hoe ernstig was mijne wraak en mijne bedreiging!
إِنَّآ أَرۡسَلۡنَا عَلَيۡهِمۡ صَيۡحَةٗ وَٰحِدَةٗ فَكَانُواْ كَهَشِيمِ ٱلۡمُحۡتَظِرِ
Want wij zonden hun een enkelen kreet van den engel Gabriël te gemoet, en zij werden als de droge stokken, die gebruikt worden door dengeen, welke een kooi voor het vee bouwt.
وَلَقَدۡ يَسَّرۡنَا ٱلۡقُرۡءَانَ لِلذِّكۡرِ فَهَلۡ مِن مُّدَّكِرٖ
En thans hebben wij den Koran gemakkelijk ter waarschuwing gemaakt; maar is iemand daardoor gewaarschuwd?
كَذَّبَتۡ قَوۡمُ لُوطِۭ بِٱلنُّذُرِ
Het volk van Lot beschuldigde zijne prediking van valschheid.
إِنَّآ أَرۡسَلۡنَا عَلَيۡهِمۡ حَاصِبًا إِلَّآ ءَالَ لُوطٖۖ نَّجَّيۡنَٰهُم بِسَحَرٖ
Maar wij zonden een wind tegen hen, die eene regenbui van steenen voortdreef, welke hen allen verdelgde, behalve het gezin van Lot, dat wij vroeg in den ochtend bevrijdden.
نِّعۡمَةٗ مِّنۡ عِندِنَاۚ كَذَٰلِكَ نَجۡزِي مَن شَكَرَ
Dit was door onze gunst. Zoo beloonen wij hen, die dankbaar zijn.