يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ هَلۡ أَدُلُّكُمۡ عَلَىٰ تِجَٰرَةٖ تُنجِيكُم مِّنۡ عَذَابٍ أَلِيمٖ
O ware geloovigen! zal ik u eene koopwaar toonen, die u hiernamaals van eene pijnlijke marteling zal verlossen?
تُؤۡمِنُونَ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ وَتُجَٰهِدُونَ فِي سَبِيلِ ٱللَّهِ بِأَمۡوَٰلِكُمۡ وَأَنفُسِكُمۡۚ ذَٰلِكُمۡ خَيۡرٞ لَّكُمۡ إِن كُنتُمۡ تَعۡلَمُونَ
Gelooft dan in God en zijn gezant, en verdedigt Gods waren godsdienst met uw vermogen en met uw eigene personen. Dit zou beter voor u zijn, indien gij het wist.
يَغۡفِرۡ لَكُمۡ ذُنُوبَكُمۡ وَيُدۡخِلۡكُمۡ جَنَّـٰتٖ تَجۡرِي مِن تَحۡتِهَا ٱلۡأَنۡهَٰرُ وَمَسَٰكِنَ طَيِّبَةٗ فِي جَنَّـٰتِ عَدۡنٖۚ ذَٰلِكَ ٱلۡفَوۡزُ ٱلۡعَظِيمُ
Hij zal uwe zonden vergeven, en zal u in tuinen leiden met rivieren doorsneden, en in aangename woningen, gelegen in tuinen van eeuwig verblijf. Dit zal eene groote gelukzaligheid wezen.
وَأُخۡرَىٰ تُحِبُّونَهَاۖ نَصۡرٞ مِّنَ ٱللَّهِ وَفَتۡحٞ قَرِيبٞۗ وَبَشِّرِ ٱلۡمُؤۡمِنِينَ
En gij zult nog andere dingen erlangen, welke gij begeert; namelijk, Gods bijstand en eene spoedige overwinning. Gij, breng goede bijdragen tot de ware geloovigen.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ كُونُوٓاْ أَنصَارَ ٱللَّهِ كَمَا قَالَ عِيسَى ٱبۡنُ مَرۡيَمَ لِلۡحَوَارِيِّـۧنَ مَنۡ أَنصَارِيٓ إِلَى ٱللَّهِۖ قَالَ ٱلۡحَوَارِيُّونَ نَحۡنُ أَنصَارُ ٱللَّهِۖ فَـَٔامَنَت طَّآئِفَةٞ مِّنۢ بَنِيٓ إِسۡرَـٰٓءِيلَ وَكَفَرَت طَّآئِفَةٞۖ فَأَيَّدۡنَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ عَلَىٰ عَدُوِّهِمۡ فَأَصۡبَحُواْ ظَٰهِرِينَ
O ware geloovigen! weest gij Gods helpers, gelijk Jezus, de zoon van Maria, tot de apostelen zeide: Wie wil mijn helper ten behoeve van God zijn? De apostelen antwoordden: Wij zullen Gods helpers zijn. Aldus geloofde een deel van de kinderen Israëls, en een ander deel geloofde niet; maar hen die geloofden, versterkten wij boven hunne vijanden, waardoor zij de overwinning over hen behaalden.