ذَٰلِكَ بِأَنَّهُۥ كَانَت تَّأۡتِيهِمۡ رُسُلُهُم بِٱلۡبَيِّنَٰتِ فَقَالُوٓاْ أَبَشَرٞ يَهۡدُونَنَا فَكَفَرُواْ وَتَوَلَّواْۖ وَّٱسۡتَغۡنَى ٱللَّهُۚ وَٱللَّهُ غَنِيٌّ حَمِيدٞ
Dit zullen zij ondergaan, omdat hunne gezanten met duidelijke bewijzen hunner zending tot hen kwamen, en zij zeiden: zullen menschen ons leiden? Daarom geloofden zij niet en wenden zich af. Maar God had niemand noodig; want God is zich zelven toereikend en waardig geprezen te worden.
زَعَمَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓاْ أَن لَّن يُبۡعَثُواْۚ قُلۡ بَلَىٰ وَرَبِّي لَتُبۡعَثُنَّ ثُمَّ لَتُنَبَّؤُنَّ بِمَا عَمِلۡتُمۡۚ وَذَٰلِكَ عَلَى ٱللَّهِ يَسِيرٞ
De ongeloovigen verbeelden zich, dat zij niet zullen worden opgewekt. Zeg: Ja, bij mijn Heer, gij zult zekerlijk worden opgewekt, dan zal u verhaald worden, wat gij zult hebben verricht, en dit is voor God gemakkelijk.
فَـَٔامِنُواْ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ وَٱلنُّورِ ٱلَّذِيٓ أَنزَلۡنَاۚ وَٱللَّهُ بِمَا تَعۡمَلُونَ خَبِيرٞ
Gelooft dus in God en zijn gezant, en het licht dat wij hebben nedergezonden; want God is wel bekend met hetgeen gij doet.
يَوۡمَ يَجۡمَعُكُمۡ لِيَوۡمِ ٱلۡجَمۡعِۖ ذَٰلِكَ يَوۡمُ ٱلتَّغَابُنِۗ وَمَن يُؤۡمِنۢ بِٱللَّهِ وَيَعۡمَلۡ صَٰلِحٗا يُكَفِّرۡ عَنۡهُ سَيِّـَٔاتِهِۦ وَيُدۡخِلۡهُ جَنَّـٰتٖ تَجۡرِي مِن تَحۡتِهَا ٱلۡأَنۡهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَآ أَبَدٗاۚ ذَٰلِكَ ٱلۡفَوۡزُ ٱلۡعَظِيمُ
Op een zekeren dag zal hij u verzamelen; zijnde de dag der algemeene verzameling; dit zal de dag der wederzijdsche teleurstelling zijn. En hij die in God gelooft, en doen zal wat recht is, dien zal hij van zijne slechte daden zuiveren, en hij zal hem in tuinen leiden, waaronder rivieren stroomen om daarin voor eeuwig te verblijven. Dit zal eene groote gelukzaligheid zijn.