۞إِنَّ ٱلۡإِنسَٰنَ خُلِقَ هَلُوعًا
Waarlijk, de mensch is zeer begeerig geschapen.
إِذَا مَسَّهُ ٱلشَّرُّ جَزُوعٗا
Als het kwaad hem treft, is hij ternedergeslagen.
وَإِذَا مَسَّهُ ٱلۡخَيۡرُ مَنُوعًا
Maar als het goede hem toevloeit, word hij karig.
إِلَّا ٱلۡمُصَلِّينَ
Zoo bestaan niet degenen die godvruchtig zijn.
ٱلَّذِينَ هُمۡ عَلَىٰ صَلَاتِهِمۡ دَآئِمُونَ
Die in hunne gebeden volharden.
وَٱلَّذِينَ فِيٓ أَمۡوَٰلِهِمۡ حَقّٞ مَّعۡلُومٞ
En zij, die gereed zijn, een zeker voegzaam deel van hunne bezittingen te geven.
لِّلسَّآئِلِ وَٱلۡمَحۡرُومِ
Aan hem die vraagt, en aan hem, die door schaamte teruggehouden wordt te vragen.
وَٱلَّذِينَ يُصَدِّقُونَ بِيَوۡمِ ٱلدِّينِ
Zij, die oprecht in den dag des oordeels gelooven,
وَٱلَّذِينَ هُم مِّنۡ عَذَابِ رَبِّهِم مُّشۡفِقُونَ
En de straf van hunnen Heer vreezen
إِنَّ عَذَابَ رَبِّهِمۡ غَيۡرُ مَأۡمُونٖ
(Want niemand is beveiligd tegen de straf van zijnen Heer).