مَّا لَكُمۡ لَا تَرۡجُونَ لِلَّهِ وَقَارٗا

Wat scheelt u, dat gij niet op Gods goedheid vertrouwt?


وَقَدۡ خَلَقَكُمۡ أَطۡوَارًا

Hij heeft u toch in verschillende vormen geschapen.


أَلَمۡ تَرَوۡاْ كَيۡفَ خَلَقَ ٱللَّهُ سَبۡعَ سَمَٰوَٰتٖ طِبَاقٗا

Ziet gij niet, hoe God de zeven hemelen boven elkander heeft geschapen?


وَجَعَلَ ٱلۡقَمَرَ فِيهِنَّ نُورٗا وَجَعَلَ ٱلشَّمۡسَ سِرَاجٗا

En hoe hij de maan ter verlichting daarin heeft geplaatst, en dat hij de zon als tot een fakkel heeft bestemd.


وَٱللَّهُ أَنۢبَتَكُم مِّنَ ٱلۡأَرۡضِ نَبَاتٗا

God heeft ook u voortgebracht, en u uit de aarde doen voortspruiten.


ثُمَّ يُعِيدُكُمۡ فِيهَا وَيُخۡرِجُكُمۡ إِخۡرَاجٗا

Hierna zal hij u weder daarin doen terugkeeren, en hij zal u daaruit weder wegnemen, door u uit uwe graven te doen verrijzen.


وَٱللَّهُ جَعَلَ لَكُمُ ٱلۡأَرۡضَ بِسَاطٗا

God heeft de aarde als een voetkleed voor u uitgespreid.


لِّتَسۡلُكُواْ مِنۡهَا سُبُلٗا فِجَاجٗا

Opdat gij langs ruime paden daar zoudt mogen wandelen.



الصفحة التالية
Icon