وَٱلنَّـٰزِعَٰتِ غَرۡقٗا
(Ik zweer) bij de engelen, die de zielen van sommigen met geweld uitscheuren.
وَٱلنَّـٰشِطَٰتِ نَشۡطٗا
En bij hen, die de zielen van anderen met zachtheid verwijderen.
وَٱلسَّـٰبِحَٰتِ سَبۡحٗا
Bij hen, die al zwemmende, met de bevelen van God (door de lucht) voortglijden;
فَٱلسَّـٰبِقَٰتِ سَبۡقٗا
Bij hen, die den rechtvaardige naar het paradijs voorafgaan en leiden.
فَٱلۡمُدَبِّرَٰتِ أَمۡرٗا
En die als ondergeschikten de zaken van deze wereld leiden.
يَوۡمَ تَرۡجُفُ ٱلرَّاجِفَةُ
Op een zekeren dag zal de benarrende klank der trompet het heelal verontrusten:
تَتۡبَعُهَا ٱلرَّادِفَةُ
En een tweede klank zal daarop volgen.
قُلُوبٞ يَوۡمَئِذٖ وَاجِفَةٌ
Op dien dag zullen de harten der menschen beven;
أَبۡصَٰرُهَا خَٰشِعَةٞ
Zij zullen hunne oogen nederslaan.