إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَغۡفِرُ أَن يُشۡرَكَ بِهِۦ وَيَغۡفِرُ مَا دُونَ ذَٰلِكَ لِمَن يَشَآءُۚ وَمَن يُشۡرِكۡ بِٱللَّهِ فَقَدِ ٱفۡتَرَىٰٓ إِثۡمًا عَظِيمًا
Waarlijk, God zal hun niet vergeven, die een gelijke naast hem plaatsen. Hij zal de andere zonden vergeven aan wien hij wil, maar zij die een ander met hem gelijk zullen hebben gesteld, hebben eene groote zonde begaan.
أَلَمۡ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ يُزَكُّونَ أَنفُسَهُمۚ بَلِ ٱللَّهُ يُزَكِّي مَن يَشَآءُ وَلَا يُظۡلَمُونَ فَتِيلًا
Hebt gij hen niet gezien die zich rechtvaardigden? Maar God zal slechts hen rechtvaardigen die hem behagen; hun zal geen haar gekrenkt worden.
ٱنظُرۡ كَيۡفَ يَفۡتَرُونَ عَلَى ٱللَّهِ ٱلۡكَذِبَۖ وَكَفَىٰ بِهِۦٓ إِثۡمٗا مُّبِينًا
Ziet, hoe zij een leugen tegen God bedenken. Dat is genoeg voor een duidelijke zonde,
أَلَمۡ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ أُوتُواْ نَصِيبٗا مِّنَ ٱلۡكِتَٰبِ يُؤۡمِنُونَ بِٱلۡجِبۡتِ وَٱلطَّـٰغُوتِ وَيَقُولُونَ لِلَّذِينَ كَفَرُواْ هَـٰٓؤُلَآءِ أَهۡدَىٰ مِنَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ سَبِيلًا
Hebt gij hen niet opgemerkt, die, na een deel van de schrift te hebben ontvangen, aan valsche goden en afgoden gelooven, en die den ongetrouwen zeggen, dat zij een meer waren weg dan de geloovigen volgen.
أُوْلَـٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ لَعَنَهُمُ ٱللَّهُۖ وَمَن يَلۡعَنِ ٱللَّهُ فَلَن تَجِدَ لَهُۥ نَصِيرًا
Dat zijn zij, die door God vervloekt zijn; en onder hen die God zal vervloeken, zullen zij zeker geen helper vinden.