بَشِّرِ ٱلۡمُنَٰفِقِينَ بِأَنَّ لَهُمۡ عَذَابًا أَلِيمًا
Zeg den goddeloozen, dat zij eene pijnlijke straf zullen ondergaan.
ٱلَّذِينَ يَتَّخِذُونَ ٱلۡكَٰفِرِينَ أَوۡلِيَآءَ مِن دُونِ ٱلۡمُؤۡمِنِينَۚ أَيَبۡتَغُونَ عِندَهُمُ ٱلۡعِزَّةَ فَإِنَّ ٱلۡعِزَّةَ لِلَّهِ جَمِيعٗا
Zij die de ongeloovigen tot hunne beschermers nemen, veeleer dan de geloovigen, is dat om kracht bij hen te zoeken? naardien toch Gode alle kracht behoort.
وَقَدۡ نَزَّلَ عَلَيۡكُمۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ أَنۡ إِذَا سَمِعۡتُمۡ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ يُكۡفَرُ بِهَا وَيُسۡتَهۡزَأُ بِهَا فَلَا تَقۡعُدُواْ مَعَهُمۡ حَتَّىٰ يَخُوضُواْ فِي حَدِيثٍ غَيۡرِهِۦٓ إِنَّكُمۡ إِذٗا مِّثۡلُهُمۡۗ إِنَّ ٱللَّهَ جَامِعُ ٱلۡمُنَٰفِقِينَ وَٱلۡكَٰفِرِينَ فِي جَهَنَّمَ جَمِيعًا
En hij heeft u reeds in het boek geopenbaard: Als gij de teekens van God zult hooren, zal men die niet gelooven, maar zullen zij met verachting bespot worden. Zit daarom niet neder met hen die niet gelooven, tot zij een ander gesprek aanvangen; anders zult gij hun gelijk worden. God zal de goddeloozen en de ongeloovigen zeker te zamen in de hel vereenigen.
ٱلَّذِينَ يَتَرَبَّصُونَ بِكُمۡ فَإِن كَانَ لَكُمۡ فَتۡحٞ مِّنَ ٱللَّهِ قَالُوٓاْ أَلَمۡ نَكُن مَّعَكُمۡ وَإِن كَانَ لِلۡكَٰفِرِينَ نَصِيبٞ قَالُوٓاْ أَلَمۡ نَسۡتَحۡوِذۡ عَلَيۡكُمۡ وَنَمۡنَعۡكُم مِّنَ ٱلۡمُؤۡمِنِينَۚ فَٱللَّهُ يَحۡكُمُ بَيۡنَكُمۡ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِۚ وَلَن يَجۡعَلَ ٱللَّهُ لِلۡكَٰفِرِينَ عَلَى ٱلۡمُؤۡمِنِينَ سَبِيلًا
Zij, die wachten om te zien wat u overkomt, of God u de overwinning schenkt, zeggen: zijn wij niet met u? Maar indien den ongeloovige eenig voordeel te beurt valt, zeggen zij: Waren wij niet boven u geplaatst, en hebben wij u niet tegen de geloovigen verdedigd. God zal onder u richten op den dag der opstanding, en God zal de ongeloovigen niet boven de geloovigen beloonen.