أُوْلَـٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ ٱشۡتَرَوُاْ ٱلۡحَيَوٰةَ ٱلدُّنۡيَا بِٱلۡأٓخِرَةِۖ فَلَا يُخَفَّفُ عَنۡهُمُ ٱلۡعَذَابُ وَلَا هُمۡ يُنصَرُونَ
Het zijn diegene welke dit leven ten koste van het toekomstig verkoopen; hunne straf wordt niet verzacht en nimmer worden zij geholpen.
وَلَقَدۡ ءَاتَيۡنَا مُوسَى ٱلۡكِتَٰبَ وَقَفَّيۡنَا مِنۢ بَعۡدِهِۦ بِٱلرُّسُلِۖ وَءَاتَيۡنَا عِيسَى ٱبۡنَ مَرۡيَمَ ٱلۡبَيِّنَٰتِ وَأَيَّدۡنَٰهُ بِرُوحِ ٱلۡقُدُسِۗ أَفَكُلَّمَا جَآءَكُمۡ رَسُولُۢ بِمَا لَا تَهۡوَىٰٓ أَنفُسُكُمُ ٱسۡتَكۡبَرۡتُمۡ فَفَرِيقٗا كَذَّبۡتُمۡ وَفَرِيقٗا تَقۡتُلُونَ
Eens openbaarden wij Mozes de schrift, lieten hem door nog andere boden volgen, rusteden Jezus, den zoon van Maria, met kracht van overtuiging uit en wij gaven hem den heiligen geest. Maar telkens als een dezer boden iets bracht wat u niet beviel, bleeft gij halsstarrig: eenige hebt gij van bedrog beschuldigd, en anderen gedood.
وَقَالُواْ قُلُوبُنَا غُلۡفُۢۚ بَل لَّعَنَهُمُ ٱللَّهُ بِكُفۡرِهِمۡ فَقَلِيلٗا مَّا يُؤۡمِنُونَ
Zij zeiden: "Onze harten zijn onbesneden,". Maar God heeft hen om hun ongeloof vervloekt, en slechts weinigen hebben geloofd.
وَلَمَّا جَآءَهُمۡ كِتَٰبٞ مِّنۡ عِندِ ٱللَّهِ مُصَدِّقٞ لِّمَا مَعَهُمۡ وَكَانُواْ مِن قَبۡلُ يَسۡتَفۡتِحُونَ عَلَى ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ فَلَمَّا جَآءَهُم مَّا عَرَفُواْ كَفَرُواْ بِهِۦۚ فَلَعۡنَةُ ٱللَّهِ عَلَى ٱلۡكَٰفِرِينَ
Toen zij nu de schrift van God ontvingen, waardoor hunne vroegere schriften werden bevestigd, en hoewel zij vroeger om hulp tegen de ongeloovigen hadden gesmeekt, wilden zij toch deze loochenen, hoewel zij die kennen, Gods vloek ruste op deze ongeloovigen.