فَلَمَّا رَءَا ٱلۡقَمَرَ بَازِغٗا قَالَ هَٰذَا رَبِّيۖ فَلَمَّآ أَفَلَ قَالَ لَئِن لَّمۡ يَهۡدِنِي رَبِّي لَأَكُونَنَّ مِنَ ٱلۡقَوۡمِ ٱلضَّآلِّينَ

En toen hij de maan zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn God; doch toen zij verdween, zeide hij: indien God mij niet geleidt, zal ik verdwalen.


فَلَمَّا رَءَا ٱلشَّمۡسَ بَازِغَةٗ قَالَ هَٰذَا رَبِّي هَٰذَآ أَكۡبَرُۖ فَلَمَّآ أَفَلَتۡ قَالَ يَٰقَوۡمِ إِنِّي بَرِيٓءٞ مِّمَّا تُشۡرِكُونَ

En toen hij de zon zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn heer, dit is de grootste; doch toen zij verdween, zeide hij: O mijn volk! ik ben onschuldig aan datgene, wat gij naast God plaatst.


إِنِّي وَجَّهۡتُ وَجۡهِيَ لِلَّذِي فَطَرَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلۡأَرۡضَ حَنِيفٗاۖ وَمَآ أَنَا۠ مِنَ ٱلۡمُشۡرِكِينَ

Ik wend mijn aangezicht tot hem, die den hemel en de aarde heeft geschapen; ik ben een waar geloovige en ik behoor niet tot de afgodendienaars,


وَحَآجَّهُۥ قَوۡمُهُۥۚ قَالَ أَتُحَـٰٓجُّوٓنِّي فِي ٱللَّهِ وَقَدۡ هَدَىٰنِۚ وَلَآ أَخَافُ مَا تُشۡرِكُونَ بِهِۦٓ إِلَّآ أَن يَشَآءَ رَبِّي شَيۡـٔٗاۚ وَسِعَ رَبِّي كُلَّ شَيۡءٍ عِلۡمًاۚ أَفَلَا تَتَذَكَّرُونَ

En zijn volk spotte met hem, en hij zeide: Wilt gij met mij over God twisten? Hij heeft mij op den rechten weg geleid, en ik vrees hen niet, die gij naast hem plaatst, tenzij God iets verlangt; want hij is alwetend. Zult gij dit niet in overweging nemen?



الصفحة التالية
Icon