فَأَخَذَتۡهُمُ ٱلرَّجۡفَةُ فَأَصۡبَحُواْ فِي دَارِهِمۡ جَٰثِمِينَ
Daarop volgde eene geweldige schudding des hemels, die hen verraste, en des ochtends werden zij in hunne woningen gevonden, voorover liggende op hunne borst en dood.
فَتَوَلَّىٰ عَنۡهُمۡ وَقَالَ يَٰقَوۡمِ لَقَدۡ أَبۡلَغۡتُكُمۡ رِسَالَةَ رَبِّي وَنَصَحۡتُ لَكُمۡ وَلَٰكِن لَّا تُحِبُّونَ ٱلنَّـٰصِحِينَ
En Saleh verliet hen en zeide: O mijn volk! thans heb ik u de zending van mijnen Heer overgebracht, ik ried u ten goede; doch gij bemint hen niet die u ten goede raden.
وَلُوطًا إِذۡ قَالَ لِقَوۡمِهِۦٓ أَتَأۡتُونَ ٱلۡفَٰحِشَةَ مَا سَبَقَكُم بِهَا مِنۡ أَحَدٖ مِّنَ ٱلۡعَٰلَمِينَ
En denk aan Loth, toen hij tot zijn volk zeide: Zult gij zonden begaan, die geen volk ooit vóór u heeft bedreven?
إِنَّكُمۡ لَتَأۡتُونَ ٱلرِّجَالَ شَهۡوَةٗ مِّن دُونِ ٱلنِّسَآءِۚ بَلۡ أَنتُمۡ قَوۡمٞ مُّسۡرِفُونَ
Zult gij de mannen in plaats van de vrouwen misbruiken? Waarlijk, gij zijt een volk aan buitensporigheden overgeleverd.
وَمَا كَانَ جَوَابَ قَوۡمِهِۦٓ إِلَّآ أَن قَالُوٓاْ أَخۡرِجُوهُم مِّن قَرۡيَتِكُمۡۖ إِنَّهُمۡ أُنَاسٞ يَتَطَهَّرُونَ
Maar het antwoord van zijn volk was niet anders, dan dat zij tot elkander zeiden: Verdrijf hen uit uwe stad; want zij zijn menschen die zich zelven rein houden van de zonden welke gij bedrijft.