ثُمَّ بَدَّلۡنَا مَكَانَ ٱلسَّيِّئَةِ ٱلۡحَسَنَةَ حَتَّىٰ عَفَواْ وَّقَالُواْ قَدۡ مَسَّ ءَابَآءَنَا ٱلضَّرَّآءُ وَٱلسَّرَّآءُ فَأَخَذۡنَٰهُم بَغۡتَةٗ وَهُمۡ لَا يَشۡعُرُونَ

En wij gaven hun goed voor kwaad in ruil, tot zij, alles in hun geheugen uitwisschende, zeiden: Tegenspoed en voorspoed kwam ook vroeger over onze vaderen. Daarom namen wij plotseling wraak op hen, op het oogenblik dat zij er niet aan dachten.


وَلَوۡ أَنَّ أَهۡلَ ٱلۡقُرَىٰٓ ءَامَنُواْ وَٱتَّقَوۡاْ لَفَتَحۡنَا عَلَيۡهِم بَرَكَٰتٖ مِّنَ ٱلسَّمَآءِ وَٱلۡأَرۡضِ وَلَٰكِن كَذَّبُواْ فَأَخَذۡنَٰهُم بِمَا كَانُواْ يَكۡسِبُونَ

Maar indien de bewoners dezer steden geloofd en God gevreesd hadden, zouden wij zekerlijk zegeningen over hen hebben uitgestort, zoowel van den hemel als van de aarde. Maar zij beschuldigden onzen apostel van valschheid, zoodat wij ons op hen wreekten voor datgene waaraan zij schuldig waren.


أَفَأَمِنَ أَهۡلُ ٱلۡقُرَىٰٓ أَن يَأۡتِيَهُم بَأۡسُنَا بَيَٰتٗا وَهُمۡ نَآئِمُونَ

Waren dus de bewoners dier steden verzekerd, dat onze straf niet des nachts over hen zou komen terwijl zij sliepen?


أَوَأَمِنَ أَهۡلُ ٱلۡقُرَىٰٓ أَن يَأۡتِيَهُم بَأۡسُنَا ضُحٗى وَهُمۡ يَلۡعَبُونَ

Of waren de bewoners dier steden verzekerd, dat onze straf niet des daags over hen zou komen, terwijl zij zich aan de vermaken overgaven?



الصفحة التالية
Icon