وَٱلَّذِينَ تَدۡعُونَ مِن دُونِهِۦ لَا يَسۡتَطِيعُونَ نَصۡرَكُمۡ وَلَآ أَنفُسَهُمۡ يَنصُرُونَ
Maar zij die gij naast God aanroept, kunnen noch u bijstaan, noch zich zelven helpen.
وَإِن تَدۡعُوهُمۡ إِلَى ٱلۡهُدَىٰ لَا يَسۡمَعُواْۖ وَتَرَىٰهُمۡ يَنظُرُونَ إِلَيۡكَ وَهُمۡ لَا يُبۡصِرُونَ
En indien gij hen aanroept om u te leiden, zullen zij u niet hooren. Gij ziet hen naar u blikken, maar zij zien niet.
خُذِ ٱلۡعَفۡوَ وَأۡمُرۡ بِٱلۡعُرۡفِ وَأَعۡرِضۡ عَنِ ٱلۡجَٰهِلِينَ
Gebruik toegevendheid, beveel het goede en blijf ver van den onwetende.
وَإِمَّا يَنزَغَنَّكَ مِنَ ٱلشَّيۡطَٰنِ نَزۡغٞ فَٱسۡتَعِذۡ بِٱللَّهِۚ إِنَّهُۥ سَمِيعٌ عَلِيمٌ
En indien satan u iets slechts ingeeft, zoek dan eene toevlucht bij God; want hij hoort en ziet.
إِنَّ ٱلَّذِينَ ٱتَّقَوۡاْ إِذَا مَسَّهُمۡ طَـٰٓئِفٞ مِّنَ ٱلشَّيۡطَٰنِ تَذَكَّرُواْ فَإِذَا هُم مُّبۡصِرُونَ
Waarlijk, zij die God vragen, indien eene verzoeking van satan tot hen komt, gedenken de goddelijke bevelen en, onthoud het, zij zien duidelijk het gevaar der zonde.
وَإِخۡوَٰنُهُمۡ يَمُدُّونَهُمۡ فِي ٱلۡغَيِّ ثُمَّ لَا يُقۡصِرُونَ
De broederen der duivels zullen hen slechts verder in dwaling brengen, en later zullen zij zich daarvoor niet behoeden.