إِنَّمَا ٱلنَّسِيٓءُ زِيَادَةٞ فِي ٱلۡكُفۡرِۖ يُضَلُّ بِهِ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ يُحِلُّونَهُۥ عَامٗا وَيُحَرِّمُونَهُۥ عَامٗا لِّيُوَاطِـُٔواْ عِدَّةَ مَا حَرَّمَ ٱللَّهُ فَيُحِلُّواْ مَا حَرَّمَ ٱللَّهُۚ زُيِّنَ لَهُمۡ سُوٓءُ أَعۡمَٰلِهِمۡۗ وَٱللَّهُ لَا يَهۡدِي ٱلۡقَوۡمَ ٱلۡكَٰفِرِينَ
Waarlijk, het overbrengen van een geheiligde maand op eene andere maand is eene overmaat van ongeloof. De ongeloovigen zijn daardoor in eene dwaling gebracht; zij staan toe, dat een maand in het ééne jaar worde geschonden, en verklaren die in een ander jaar voor heilig, opdat zij het getal maanden zouden volmaken, die volgens Gods bevel heilig moeten gehouden worden; en zij veroorloven, wat God verboden heeft. Het slechte hunner daden is hun door den Satan bereid; want God leidt de ongeloovigen niet.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ مَا لَكُمۡ إِذَا قِيلَ لَكُمُ ٱنفِرُواْ فِي سَبِيلِ ٱللَّهِ ٱثَّاقَلۡتُمۡ إِلَى ٱلۡأَرۡضِۚ أَرَضِيتُم بِٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَا مِنَ ٱلۡأٓخِرَةِۚ فَمَا مَتَٰعُ ٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَا فِي ٱلۡأٓخِرَةِ إِلَّا قَلِيلٌ
O ware geloovigen! wat scheelde u, dat, toen men u zeide: vertrekt, om voor Gods eeredienst te strijden, gij u als bewaard ter aarde hebt gebogen? Verkiest gij het tegenwoordige leven boven het volgende? Maar de genietingen van dit leven zijn slechts onbeduidend in vergelijking met die van het volgende.
إِلَّا تَنفِرُواْ يُعَذِّبۡكُمۡ عَذَابًا أَلِيمٗا وَيَسۡتَبۡدِلۡ قَوۡمًا غَيۡرَكُمۡ وَلَا تَضُرُّوهُ شَيۡـٔٗاۗ وَٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَيۡءٖ قَدِيرٌ
Indien gij niet vertrekt als gij ten oorlog wordt opgeroepen, zal God u met eene gestrenge straf tuchtigen, en hij zal een ander volk op uwe plaats stellen, hetgeen hem volstrekt niet zal deren; want God is almachtig.