قُل لَّوۡ شَآءَ ٱللَّهُ مَا تَلَوۡتُهُۥ عَلَيۡكُمۡ وَلَآ أَدۡرَىٰكُم بِهِۦۖ فَقَدۡ لَبِثۡتُ فِيكُمۡ عُمُرٗا مِّن قَبۡلِهِۦٓۚ أَفَلَا تَعۡقِلُونَ

Zeg: Indien het Gode had behaagd, zou ik ze (de verzen) u niet voorlezen en nimmer zou ik u die hebben doen kennen. Ik heb reeds tot den ouderdom van veertig jaren onder u gewoond, alvorens ik die ontving. Zult gij het dan niet begrijpen?


فَمَنۡ أَظۡلَمُ مِمَّنِ ٱفۡتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًا أَوۡ كَذَّبَ بِـَٔايَٰتِهِۦٓۚ إِنَّهُۥ لَا يُفۡلِحُ ٱلۡمُجۡرِمُونَ

En wie is onrechtvaardiger dan hij die eene leugen tegen God uitdenkt, of zijne teekens van valschheid beschuldigt? Waarlijk, de boozen zullen geen voorspoed genieten.


وَيَعۡبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ مَا لَا يَضُرُّهُمۡ وَلَا يَنفَعُهُمۡ وَيَقُولُونَ هَـٰٓؤُلَآءِ شُفَعَـٰٓؤُنَا عِندَ ٱللَّهِۚ قُلۡ أَتُنَبِّـُٔونَ ٱللَّهَ بِمَا لَا يَعۡلَمُ فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَلَا فِي ٱلۡأَرۡضِۚ سُبۡحَٰنَهُۥ وَتَعَٰلَىٰ عَمَّا يُشۡرِكُونَ

Zij aanbidden naast God datgene, wat hun schaden noch bevoordeelen kan, en zij zeggen: Dit zijn onze tusschenpersonen bij God. Antwoord: Zoudt gij God iets in den hemel of op de aarde kunnen doen kennen wat hij niet kent?. Geloofd zij hij! en het zij verre van hem, wat gij met hem vereenigt!


وَمَا كَانَ ٱلنَّاسُ إِلَّآ أُمَّةٗ وَٰحِدَةٗ فَٱخۡتَلَفُواْۚ وَلَوۡلَا كَلِمَةٞ سَبَقَتۡ مِن رَّبِّكَ لَقُضِيَ بَيۡنَهُمۡ فِيمَا فِيهِ يَخۡتَلِفُونَ

De menschen beleden vroeger slechts éénen godsdienst, doch zij werden daarna verdeeld, en indien Gods woord, waardoor hunne straf werd uitgesteld, niet vooraf geopenbaard ware geworden, zou het onderwerp hunner geschillen thans beslist zijn.



الصفحة التالية
Icon