وَيُحِقُّ ٱللَّهُ ٱلۡحَقَّ بِكَلِمَٰتِهِۦ وَلَوۡ كَرِهَ ٱلۡمُجۡرِمُونَ
En God wil de waarheid zijner woorden bevestigen, niettegenstaande den tegenzin der zondaren.
فَمَآ ءَامَنَ لِمُوسَىٰٓ إِلَّا ذُرِّيَّةٞ مِّن قَوۡمِهِۦ عَلَىٰ خَوۡفٖ مِّن فِرۡعَوۡنَ وَمَلَإِيْهِمۡ أَن يَفۡتِنَهُمۡۚ وَإِنَّ فِرۡعَوۡنَ لَعَالٖ فِي ٱلۡأَرۡضِ وَإِنَّهُۥ لَمِنَ ٱلۡمُسۡرِفِينَ
En niemand geloofde in Mozes, behalve een geslacht van zijn volk, uit vrees voor Pharao en zijne vorsten, opdat die hen niet zouden onderdrukken. En Pharao was machtig op de aarde, en was zekerlijk een der zondaren.
وَقَالَ مُوسَىٰ يَٰقَوۡمِ إِن كُنتُمۡ ءَامَنتُم بِٱللَّهِ فَعَلَيۡهِ تَوَكَّلُوٓاْ إِن كُنتُم مُّسۡلِمِينَ
En Mozes zeide: O mijn volk! indien gij aan God gelooft, stel dan uw vertrouwen in hem, indien gij aan zijn wil onderworpen zijt.
فَقَالُواْ عَلَى ٱللَّهِ تَوَكَّلۡنَا رَبَّنَا لَا تَجۡعَلۡنَا فِتۡنَةٗ لِّلۡقَوۡمِ ٱلظَّـٰلِمِينَ
Zij antwoordden: Wij stellen ons vertrouwen in God: o Heer! duld niet dat wij door onrechtvaardigen lijden.
وَنَجِّنَا بِرَحۡمَتِكَ مِنَ ٱلۡقَوۡمِ ٱلۡكَٰفِرِينَ
Maar bevrijd ons door uwe genade van de ongeloovigen.