وَمَا كَانَ لِنَفۡسٍ أَن تُؤۡمِنَ إِلَّا بِإِذۡنِ ٱللَّهِۚ وَيَجۡعَلُ ٱلرِّجۡسَ عَلَى ٱلَّذِينَ لَا يَعۡقِلُونَ
Geene ziel kan gelooven dan met Gods verlof, en hij zal zijne verontwaardiging uitstorten over hen die niet gelooven.
قُلِ ٱنظُرُواْ مَاذَا فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلۡأَرۡضِۚ وَمَا تُغۡنِي ٱلۡأٓيَٰتُ وَٱلنُّذُرُ عَن قَوۡمٖ لَّا يُؤۡمِنُونَ
Zeg: Beschouw alles wat in den hemel en op aarde is. Maar teekens noch predikers zijn van eenig nut voor degenen die niet willen gelooven.
فَهَلۡ يَنتَظِرُونَ إِلَّا مِثۡلَ أَيَّامِ ٱلَّذِينَ خَلَوۡاْ مِن قَبۡلِهِمۡۚ قُلۡ فَٱنتَظِرُوٓاْ إِنِّي مَعَكُم مِّنَ ٱلۡمُنتَظِرِينَ
Verwachten zij dus een ander dan een verschrikkelijk oordeel, dat over degenen geveld werd, die u voorafgingen? Zeg: Wacht en ik zal met u wachten.
ثُمَّ نُنَجِّي رُسُلَنَا وَٱلَّذِينَ ءَامَنُواْۚ كَذَٰلِكَ حَقًّا عَلَيۡنَا نُنجِ ٱلۡمُؤۡمِنِينَ
Dan zullen wij onze gezanten bevrijden en hen die gelooven. Dit is eene rechtvaardigheid welke wij verschuldigd zijn, dat wij de ware geloovigen bevrijden.
قُلۡ يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ إِن كُنتُمۡ فِي شَكّٖ مِّن دِينِي فَلَآ أَعۡبُدُ ٱلَّذِينَ تَعۡبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَلَٰكِنۡ أَعۡبُدُ ٱللَّهَ ٱلَّذِي يَتَوَفَّىٰكُمۡۖ وَأُمِرۡتُ أَنۡ أَكُونَ مِنَ ٱلۡمُؤۡمِنِينَ
Zeg: O bewoners van Mekka! indien gij in twijfel verkeert nopens mijnen godsdienst, waarlijk, ik verklaar u, dat ik de afgoden niet aanbid, die gij naast God aanbidt; maar ik aanbid God, die u zal doen sterven; en het is mij bevolen, een der ware geloovigen te zijn.