فَٱسۡتَجَابَ لَهُۥ رَبُّهُۥ فَصَرَفَ عَنۡهُ كَيۡدَهُنَّۚ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلۡعَلِيمُ
Daardoor verhoorde hem zijn Heer, en wendde hare kunstgrepen van hem af: want hij hoort en ziet alles.
ثُمَّ بَدَا لَهُم مِّنۢ بَعۡدِ مَا رَأَوُاْ ٱلۡأٓيَٰتِ لَيَسۡجُنُنَّهُۥ حَتَّىٰ حِينٖ
En het behaagde hun, zelfs nadat zij de bewijzen zijner onschuld hadden gezien, hem voor eenigen tijd gevangen te houden.
وَدَخَلَ مَعَهُ ٱلسِّجۡنَ فَتَيَانِۖ قَالَ أَحَدُهُمَآ إِنِّيٓ أَرَىٰنِيٓ أَعۡصِرُ خَمۡرٗاۖ وَقَالَ ٱلۡأٓخَرُ إِنِّيٓ أَرَىٰنِيٓ أَحۡمِلُ فَوۡقَ رَأۡسِي خُبۡزٗا تَأۡكُلُ ٱلطَّيۡرُ مِنۡهُۖ نَبِّئۡنَا بِتَأۡوِيلِهِۦٓۖ إِنَّا نَرَىٰكَ مِنَ ٱلۡمُحۡسِنِينَ
En twee van des konings dienaren traden met hem in de gevangenis. Een van hen zeide: Het scheen mij in mijn droom toe, dat ik wijn uit druiven perste. En de andere zeide: Het scheen mij in mijn droom toe, dat ik brood op mijn hoofd droeg, waarvan de vogels aten. Geef ons de uitlegging onzer droomen; want wij bemerken, dat gij een deugdzaam mensch zijt.
قَالَ لَا يَأۡتِيكُمَا طَعَامٞ تُرۡزَقَانِهِۦٓ إِلَّا نَبَّأۡتُكُمَا بِتَأۡوِيلِهِۦ قَبۡلَ أَن يَأۡتِيَكُمَاۚ ذَٰلِكُمَا مِمَّا عَلَّمَنِي رَبِّيٓۚ إِنِّي تَرَكۡتُ مِلَّةَ قَوۡمٖ لَّا يُؤۡمِنُونَ بِٱللَّهِ وَهُم بِٱلۡأٓخِرَةِ هُمۡ كَٰفِرُونَ
Jozef antwoordde: Er zal nog geen voedsel, om u te onderhouden, tot u komen; maar ik zal u de uitlegging daarvan geven, alvorens dit tot u kome. Deze kennis is een deel van hetgeen mij door God is geleerd; want ik heb den godsdienst van hen verlaten, die niet in God gelooven en die het volgende leven loochenen.