يَٰصَٰحِبَيِ ٱلسِّجۡنِ أَمَّآ أَحَدُكُمَا فَيَسۡقِي رَبَّهُۥ خَمۡرٗاۖ وَأَمَّا ٱلۡأٓخَرُ فَيُصۡلَبُ فَتَأۡكُلُ ٱلطَّيۡرُ مِن رَّأۡسِهِۦۚ قُضِيَ ٱلۡأَمۡرُ ٱلَّذِي فِيهِ تَسۡتَفۡتِيَانِ
O mijne medegevangenen! waarlijk, een uwer zal zijn heer wijn toedienen, evenals vroeger, maar de andere zal gekruisigd worden en de vogels zullen van zijn hoofd komen eten. De zaak, waaromtrent gij mij ondervraagt, is onherroepelijk vastgesteld.
وَقَالَ لِلَّذِي ظَنَّ أَنَّهُۥ نَاجٖ مِّنۡهُمَا ٱذۡكُرۡنِي عِندَ رَبِّكَ فَأَنسَىٰهُ ٱلشَّيۡطَٰنُ ذِكۡرَ رَبِّهِۦ فَلَبِثَ فِي ٱلسِّجۡنِ بِضۡعَ سِنِينَ
En Jozef zeide tot hem, die, naar zijn oordeel, de persoon was, welke bevrijd zou worden: Gedenk mij in tegenwoordigheid van uwen heer. Maar de duivel veroorzaakte, dat hij vergat, bij zijn heer melding van Jozef te maken, waardoor deze eenige jaren in de gevangenis bleef.
وَقَالَ ٱلۡمَلِكُ إِنِّيٓ أَرَىٰ سَبۡعَ بَقَرَٰتٖ سِمَانٖ يَأۡكُلُهُنَّ سَبۡعٌ عِجَافٞ وَسَبۡعَ سُنۢبُلَٰتٍ خُضۡرٖ وَأُخَرَ يَابِسَٰتٖۖ يَـٰٓأَيُّهَا ٱلۡمَلَأُ أَفۡتُونِي فِي رُءۡيَٰيَ إِن كُنتُمۡ لِلرُّءۡيَا تَعۡبُرُونَ
En de koning van Egypte zeide: waarlijk ik zag in mijn' droom zeven vette koeien, die zeven magere koeien verslonden, en zeven groene korenaren en zeven verdroogde korenaren. O edelen! legt mij mijn visioen uit, indien gij in staat zijt dit te doen.