قُلۡ هَٰذِهِۦ سَبِيلِيٓ أَدۡعُوٓاْ إِلَى ٱللَّهِۚ عَلَىٰ بَصِيرَةٍ أَنَا۠ وَمَنِ ٱتَّبَعَنِيۖ وَسُبۡحَٰنَ ٱللَّهِ وَمَآ أَنَا۠ مِنَ ٱلۡمُشۡرِكِينَ
Zeg tot de bewoners van Mekka. Dit is mijn weg. Ik noodig u door een duidelijk wonder tot God; ik en hij die mij zal volgen, zijn, God zij geloofd, geene afgodendienaars.
وَمَآ أَرۡسَلۡنَا مِن قَبۡلِكَ إِلَّا رِجَالٗا نُّوحِيٓ إِلَيۡهِم مِّنۡ أَهۡلِ ٱلۡقُرَىٰٓۗ أَفَلَمۡ يَسِيرُواْ فِي ٱلۡأَرۡضِ فَيَنظُرُواْ كَيۡفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلَّذِينَ مِن قَبۡلِهِمۡۗ وَلَدَارُ ٱلۡأٓخِرَةِ خَيۡرٞ لِّلَّذِينَ ٱتَّقَوۡاْۚ أَفَلَا تَعۡقِلُونَ
Wij zenden u geene gezanten, behalve menschen, aan welke wij onzen wil openbaren en die wij kiezen onder hen die in steden wonen. Wilt gij niet de aarde rond trekken en zien wat het einde was van hen die u zijn voorafgegaan? Maar de woning van het volgende leven zal zekerlijk beter zijn voor hen die God vreezen. Wilt gij dus niet begrijpen?
حَتَّىٰٓ إِذَا ٱسۡتَيۡـَٔسَ ٱلرُّسُلُ وَظَنُّوٓاْ أَنَّهُمۡ قَدۡ كُذِبُواْ جَآءَهُمۡ نَصۡرُنَا فَنُجِّيَ مَن نَّشَآءُۖ وَلَا يُرَدُّ بَأۡسُنَا عَنِ ٱلۡقَوۡمِ ٱلۡمُجۡرِمِينَ
Toen eindelijk onze gezanten wanhoopten aan het slagen hunner pogingen, en de menschen dachten, dat zij leugenaars waren, kwam onze hulp tot hen, en wij bevrijdden wie ons behaagde; maar onze wraak werd van de zondaren niet afgewend.