وَلَقَدِ ٱسۡتُهۡزِئَ بِرُسُلٖ مِّن قَبۡلِكَ فَأَمۡلَيۡتُ لِلَّذِينَ كَفَرُواْ ثُمَّ أَخَذۡتُهُمۡۖ فَكَيۡفَ كَانَ عِقَابِ
Ook voor u waren mijne gezanten voorwerpen van spotternij, en ik heb de ongeloovigen toegestaan, een lang en gelukkig leven te genieten; maar daarna strafte ik hen, en hoe gestreng was de straf die ik hun oplegde.
أَفَمَنۡ هُوَ قَآئِمٌ عَلَىٰ كُلِّ نَفۡسِۭ بِمَا كَسَبَتۡۗ وَجَعَلُواْ لِلَّهِ شُرَكَآءَ قُلۡ سَمُّوهُمۡۚ أَمۡ تُنَبِّـُٔونَهُۥ بِمَا لَا يَعۡلَمُ فِي ٱلۡأَرۡضِ أَم بِظَٰهِرٖ مِّنَ ٱلۡقَوۡلِۗ بَلۡ زُيِّنَ لِلَّذِينَ كَفَرُواْ مَكۡرُهُمۡ وَصُدُّواْ عَنِ ٱلسَّبِيلِۗ وَمَن يُضۡلِلِ ٱللَّهُ فَمَا لَهُۥ مِنۡ هَادٖ
Wie is het dus die boven elke ziel is geplaatst, om waar te nemen wat zij doet? Zij plaatsen anderen naast God. Zeg: Noemt hen: zoudt gij God willen leeren wat hen tot nu onbekend op aarde was? Of zijn uwe goden slechts ijdele namen? Maar de bedriegelijke handelwijze der ongeloovigen was hun voorbereid, en zij zijn van den rechten weg afgeleid; want hij dien God zal doen dwalen zal geen leider hebben.
لَّهُمۡ عَذَابٞ فِي ٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَاۖ وَلَعَذَابُ ٱلۡأٓخِرَةِ أَشَقُّۖ وَمَا لَهُم مِّنَ ٱللَّهِ مِن وَاقٖ
Zij zullen straf in dit leven ondergaan; maar de straf van het volgende leven zal strenger wezen, en er zal niemand zijn om hen tegen God te ondersteunen.