قَدۡ مَكَرَ ٱلَّذِينَ مِن قَبۡلِهِمۡ فَأَتَى ٱللَّهُ بُنۡيَٰنَهُم مِّنَ ٱلۡقَوَاعِدِ فَخَرَّ عَلَيۡهِمُ ٱلسَّقۡفُ مِن فَوۡقِهِمۡ وَأَتَىٰهُمُ ٱلۡعَذَابُ مِنۡ حَيۡثُ لَا يَشۡعُرُونَ
Hunne voorgangers smeedden vroeger aanslagen. God tastte hun gebouw tot in de grondslagen aan: het dak viel van boven op hen neder, en eene straf kwam over hen, van waar zij die niet verwachtten.
ثُمَّ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِ يُخۡزِيهِمۡ وَيَقُولُ أَيۡنَ شُرَكَآءِيَ ٱلَّذِينَ كُنتُمۡ تُشَـٰٓقُّونَ فِيهِمۡۚ قَالَ ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلۡعِلۡمَ إِنَّ ٱلۡخِزۡيَ ٱلۡيَوۡمَ وَٱلسُّوٓءَ عَلَى ٱلۡكَٰفِرِينَ
Ook op den dag der opstanding zal hij hen met schande bedekken en zal hij zeggen: Waar zijn mijne makkers, over welke gij getwist hebt? Zij, aan wie verstand zal zijn gegeven, zullen antwoorden: Op dezen dag zullen schande en ellende over de ongeloovigen komen.
ٱلَّذِينَ تَتَوَفَّىٰهُمُ ٱلۡمَلَـٰٓئِكَةُ ظَالِمِيٓ أَنفُسِهِمۡۖ فَأَلۡقَوُاْ ٱلسَّلَمَ مَا كُنَّا نَعۡمَلُ مِن سُوٓءِۭۚ بَلَىٰٓۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلِيمُۢ بِمَا كُنتُمۡ تَعۡمَلُونَ
Zij welken de engelen des doods bij het sterven zullen afwachten omdat zij onrechtvaardig met hunne zielen gehandeld hebben, zullen in het oogenblik des doods aanbieden, zich te onderwerpen, zeggende: Wij hebben geen kwaad bedreven. Maar de engelen zullen antwoorden: Ja, waarlijk, God kent wat gij hebt bedreven.