أَوۡ خَلۡقٗا مِّمَّا يَكۡبُرُ فِي صُدُورِكُمۡۚ فَسَيَقُولُونَ مَن يُعِيدُنَاۖ قُلِ ٱلَّذِي فَطَرَكُمۡ أَوَّلَ مَرَّةٖۚ فَسَيُنۡغِضُونَ إِلَيۡكَ رُءُوسَهُمۡ وَيَقُولُونَ مَتَىٰ هُوَۖ قُلۡ عَسَىٰٓ أَن يَكُونَ قَرِيبٗا
Of zelfs van iets, wat, volgens uwe meening, onmogelijk zou kunnen opgewekt worden. Maar zij zullen zeggen: Wie zal ons doen herleven? Antwoord: Hij die u de eerste maal schiep. En zij zullen hun hoofd om u schudden, zeggende: Wanneer zal dit plaats hebben? Antwoord: Misschien is het nabij.
يَوۡمَ يَدۡعُوكُمۡ فَتَسۡتَجِيبُونَ بِحَمۡدِهِۦ وَتَظُنُّونَ إِن لَّبِثۡتُمۡ إِلَّا قَلِيلٗا
Op dien dag zal God u uit uwe graven oproepen, en gij zult gehoorzamen, terwijl gij zijn lof verkondigt en het zal u toeschijnen, als waart gij daar slechts korten tijd verbleven.
وَقُل لِّعِبَادِي يَقُولُواْ ٱلَّتِي هِيَ أَحۡسَنُۚ إِنَّ ٱلشَّيۡطَٰنَ يَنزَغُ بَيۡنَهُمۡۚ إِنَّ ٱلشَّيۡطَٰنَ كَانَ لِلۡإِنسَٰنِ عَدُوّٗا مُّبِينٗا
Zeg tot mijne dienaren, dat zij met zachtheid tot de ongeloovigen spreken, opdat zij hen niet verbitteren; want Satan zaait tweedracht onder hen, en Satan is een verklaarde vijand der menschen.
رَّبُّكُمۡ أَعۡلَمُ بِكُمۡۖ إِن يَشَأۡ يَرۡحَمۡكُمۡ أَوۡ إِن يَشَأۡ يُعَذِّبۡكُمۡۚ وَمَآ أَرۡسَلۡنَٰكَ عَلَيۡهِمۡ وَكِيلٗا
Uw Heer kent u wel: indien het hem behaagt, zal hij u straffen; en wij hebben u niet gezonden om hun bewaarder te wezen.