رَّبُّكُمُ ٱلَّذِي يُزۡجِي لَكُمُ ٱلۡفُلۡكَ فِي ٱلۡبَحۡرِ لِتَبۡتَغُواْ مِن فَضۡلِهِۦٓۚ إِنَّهُۥ كَانَ بِكُمۡ رَحِيمٗا
Het is uw Heer die de schepen op zee voorwaarts voor u drijft, opdat gij zoudt trachten, u zelven (door handel) van zijnen overvloed te verrijken; want hij is barmhartig omtrent u.
وَإِذَا مَسَّكُمُ ٱلضُّرُّ فِي ٱلۡبَحۡرِ ضَلَّ مَن تَدۡعُونَ إِلَّآ إِيَّاهُۖ فَلَمَّا نَجَّىٰكُمۡ إِلَى ٱلۡبَرِّ أَعۡرَضۡتُمۡۚ وَكَانَ ٱلۡإِنسَٰنُ كَفُورًا
Als u een ongeval op zee overkomt, worden de valsche godheden, welke gij aanroept, door u vergeten, behalve hij zelf, maar wanneer hij u redt en op het droge brengt, wendt gij u van hem af, en keert tot uwe afgoden terug; want de mensch is ondankbaar.
أَفَأَمِنتُمۡ أَن يَخۡسِفَ بِكُمۡ جَانِبَ ٱلۡبَرِّ أَوۡ يُرۡسِلَ عَلَيۡكُمۡ حَاصِبٗا ثُمَّ لَا تَجِدُواْ لَكُمۡ وَكِيلًا
Zijt gij dus zeker dat hij u niet door het droge land zal doen verzwelgen, of dat hij geen dwarrelwind tegen u zal zenden die het zand voortdrijft, ten einde u te overstelpen? Dan zult gij niemand vinden om u te beschermen.
أَمۡ أَمِنتُمۡ أَن يُعِيدَكُمۡ فِيهِ تَارَةً أُخۡرَىٰ فَيُرۡسِلَ عَلَيۡكُمۡ قَاصِفٗا مِّنَ ٱلرِّيحِ فَيُغۡرِقَكُم بِمَا كَفَرۡتُمۡ ثُمَّ لَا تَجِدُواْ لَكُمۡ عَلَيۡنَا بِهِۦ تَبِيعٗا
Of zijt gij zeker, dat hij u niet nog eens, ten tweeden male, tot de zee zal terugbrengen; dat hij geen hevigen wind tegen u zal zenden en dat hij u niet zal doen verdrinken, omdat gij ondankbaar zijt geweest? Maar dan zult gij niemand vinden, die u in dat ongeluk tegen ons kan verdedigen.