وَكَذَٰلِكَ بَعَثۡنَٰهُمۡ لِيَتَسَآءَلُواْ بَيۡنَهُمۡۚ قَالَ قَآئِلٞ مِّنۡهُمۡ كَمۡ لَبِثۡتُمۡۖ قَالُواْ لَبِثۡنَا يَوۡمًا أَوۡ بَعۡضَ يَوۡمٖۚ قَالُواْ رَبُّكُمۡ أَعۡلَمُ بِمَا لَبِثۡتُمۡ فَٱبۡعَثُوٓاْ أَحَدَكُم بِوَرِقِكُمۡ هَٰذِهِۦٓ إِلَى ٱلۡمَدِينَةِ فَلۡيَنظُرۡ أَيُّهَآ أَزۡكَىٰ طَعَامٗا فَلۡيَأۡتِكُم بِرِزۡقٖ مِّنۡهُ وَلۡيَتَلَطَّفۡ وَلَا يُشۡعِرَنَّ بِكُمۡ أَحَدًا
Daarna wekten wij hen uit hunnen slaap, opdat zij zich wederkeerig zouden ondervragen. Een van hen sprak en zeide: Hoe lang zijt gij hier verbleven? Zij antwoordden: Wij zijn er een dag of een gedeelte van een dag gebleven. De ander zeide: Uw Heer kent het beste den tijd dien gij daar hebt doorgebracht, en zend thans een uwer met dit geld naar de stad, en laat hij zien welke der inwoners het beste en goedkoopste voedsel hebben, en laat hij u daarvan voor uw onderhoud medebrengen; en dat hij zich omzichtig gedrage en uwe schuilplaats aan niemand ontdekke.
إِنَّهُمۡ إِن يَظۡهَرُواْ عَلَيۡكُمۡ يَرۡجُمُوكُمۡ أَوۡ يُعِيدُوكُمۡ فِي مِلَّتِهِمۡ وَلَن تُفۡلِحُوٓاْ إِذًا أَبَدٗا
Waarlijk, indien zij tegen u opkwamen, zouden zij u steenigen, of u dwingen tot hunnen godsdienst weder te keeren; en dan zoudt ge nimmer gelukkig kunnen zijn.
وَكَذَٰلِكَ أَعۡثَرۡنَا عَلَيۡهِمۡ لِيَعۡلَمُوٓاْ أَنَّ وَعۡدَ ٱللَّهِ حَقّٞ وَأَنَّ ٱلسَّاعَةَ لَا رَيۡبَ فِيهَآ إِذۡ يَتَنَٰزَعُونَ بَيۡنَهُمۡ أَمۡرَهُمۡۖ فَقَالُواْ ٱبۡنُواْ عَلَيۡهِم بُنۡيَٰنٗاۖ رَّبُّهُمۡ أَعۡلَمُ بِهِمۡۚ قَالَ ٱلَّذِينَ غَلَبُواْ عَلَىٰٓ أَمۡرِهِمۡ لَنَتَّخِذَنَّ عَلَيۡهِم مَّسۡجِدٗا
En zoo maakten wij hunne medeburgers bekend met hetgeen wij hen deden wedervaren, opdat zij zouden weten dat de belofte van God waarheid en het jongste uur aan geen twijfel onderhevig is, ofschoon zij daaromtrent onder elkander hebben getwist. En zij zeiden: Richt een gebouw boven de spelonk voor hen op; hun Heer kent het best hunnen toestand. Zij, wier meening in deze zaak besliste, antwoordden: wij zullen zekerlijk eene kapel voor bouwen.