وَمَنۡ أَظۡلَمُ مِمَّن ذُكِّرَ بِـَٔايَٰتِ رَبِّهِۦ فَأَعۡرَضَ عَنۡهَا وَنَسِيَ مَا قَدَّمَتۡ يَدَاهُۚ إِنَّا جَعَلۡنَا عَلَىٰ قُلُوبِهِمۡ أَكِنَّةً أَن يَفۡقَهُوهُ وَفِيٓ ءَاذَانِهِمۡ وَقۡرٗاۖ وَإِن تَدۡعُهُمۡ إِلَى ٱلۡهُدَىٰ فَلَن يَهۡتَدُوٓاْ إِذًا أَبَدٗا
En wie is onrechtvaardiger dan hij, die bekend is gemaakt met de teekens van zijn Heer, maar zich ver daarvan verwijdert en vergeet wat hij vroeger verricht heeft? Waarlijk wij hebben sluiers over hunne harten geworpen, dat zij den Koran niet zouden verstaan, en wij wierpen zwaarte in hunne ooren. Indien gij hen tot de ware richting oproept, zullen zij die nog altijd niet volgen.
وَرَبُّكَ ٱلۡغَفُورُ ذُو ٱلرَّحۡمَةِۖ لَوۡ يُؤَاخِذُهُم بِمَا كَسَبُواْ لَعَجَّلَ لَهُمُ ٱلۡعَذَابَۚ بَل لَّهُم مَّوۡعِدٞ لَّن يَجِدُواْ مِن دُونِهِۦ مَوۡئِلٗا
Uw Heer is barmhartig en vol van genade; indien hij hen had willen straffen voor hetgeen zij hebben bedreven, zou hij zeker hunne straf hebben verhaast, maar eene bedreiging is tegen hen aangekondigd, en zij zullen geene toevlucht buiten hem vinden.
وَتِلۡكَ ٱلۡقُرَىٰٓ أَهۡلَكۡنَٰهُمۡ لَمَّا ظَلَمُواْ وَجَعَلۡنَا لِمَهۡلِكِهِم مَّوۡعِدٗا
De vroegere steden hebben wij verwoest, toen zij onrechtvaardig handelden, en wij waarschuwden deze, voor hare verdelging.
وَإِذۡ قَالَ مُوسَىٰ لِفَتَىٰهُ لَآ أَبۡرَحُ حَتَّىٰٓ أَبۡلُغَ مَجۡمَعَ ٱلۡبَحۡرَيۡنِ أَوۡ أَمۡضِيَ حُقُبٗا
En gedenk, toen Mozes tot zijn dienaar Josua, den zoon van Nun, zeide: Ik zal niet ophouden voorwaarts te gaan, tot ik op de plaats kom, waar de twee zeeën elkander ontmoeten, of ik zal gedurende langen tijd reizen.