وَأَشۡرِكۡهُ فِيٓ أَمۡرِي
En maak hem tot mijn makker in de zaak.
كَيۡ نُسَبِّحَكَ كَثِيرٗا
Opdat wij u dankbaar loven
وَنَذۡكُرَكَ كَثِيرًا
En u dikwijls herdenken mogen.
إِنَّكَ كُنتَ بِنَا بَصِيرٗا
Want gij ziet ons.
قَالَ قَدۡ أُوتِيتَ سُؤۡلَكَ يَٰمُوسَىٰ
God antwoordde: Nu is aan uw verzoek voldaan, o Mozes!
وَلَقَدۡ مَنَنَّا عَلَيۡكَ مَرَّةً أُخۡرَىٰٓ
En wij zijn vroeger genadig omtrent u geweest.
إِذۡ أَوۡحَيۡنَآ إِلَىٰٓ أُمِّكَ مَا يُوحَىٰٓ
Toen wij uwe moeder openbaarden wat haar geboodschapt werd, zeggende:
أَنِ ٱقۡذِفِيهِ فِي ٱلتَّابُوتِ فَٱقۡذِفِيهِ فِي ٱلۡيَمِّ فَلۡيُلۡقِهِ ٱلۡيَمُّ بِٱلسَّاحِلِ يَأۡخُذۡهُ عَدُوّٞ لِّي وَعَدُوّٞ لَّهُۥۚ وَأَلۡقَيۡتُ عَلَيۡكَ مَحَبَّةٗ مِّنِّي وَلِتُصۡنَعَ عَلَىٰ عَيۡنِيٓ
Leg uwen zoon in eene kist en werp hem in zee, en de rivier zal hem op het strand werpen, en mijn vijand en zijn vijand zal hem opnemen en opvoeden. En ik schonk u van mijne liefde, opdat gij onder mijne oogen zoudt opgevoed worden.