فَرَجَعُوٓاْ إِلَىٰٓ أَنفُسِهِمۡ فَقَالُوٓاْ إِنَّكُمۡ أَنتُمُ ٱلظَّـٰلِمُونَ

En zij kwamen tot zich zelven en zeiden tot elkander: Waarlijk, gij zijt de goddeloozen.


ثُمَّ نُكِسُواْ عَلَىٰ رُءُوسِهِمۡ لَقَدۡ عَلِمۡتَ مَا هَـٰٓؤُلَآءِ يَنطِقُونَ

Later keerden zij tot hunne vroegere hardnekkigheid terug en zeiden: Waarlijk, gij weet wel dat deze niet spreken.


قَالَ أَفَتَعۡبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ مَا لَا يَنفَعُكُمۡ شَيۡـٔٗا وَلَا يَضُرُّكُمۡ

Abraham antwoordde: Bidt gij dus naast God aan, wat u noch bevoordeelen noch deren kan?


أُفّٖ لَّكُمۡ وَلِمَا تَعۡبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِۚ أَفَلَا تَعۡقِلُونَ

Schande over u en over datgene wat gij naast God aanbidt! Begrijpt gij het niet?


قَالُواْ حَرِّقُوهُ وَٱنصُرُوٓاْ ءَالِهَتَكُمۡ إِن كُنتُمۡ فَٰعِلِينَ

Zij zeiden: Verbrandt hem en wreekt uwe goden; indien gij dit doet handelt gij wel.


قُلۡنَا يَٰنَارُ كُونِي بَرۡدٗا وَسَلَٰمًا عَلَىٰٓ إِبۡرَٰهِيمَ

En toen Abraham op den brandstapel was geworpen, zeiden wij: O vuur! wees koud en beveilig Abraham.


وَأَرَادُواْ بِهِۦ كَيۡدٗا فَجَعَلۡنَٰهُمُ ٱلۡأَخۡسَرِينَ

En zij trachtten hem een valstrik te spannen, doch wij deden hen het onderspit delven.



الصفحة التالية
Icon