لِّيَجۡعَلَ مَا يُلۡقِي ٱلشَّيۡطَٰنُ فِتۡنَةٗ لِّلَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٞ وَٱلۡقَاسِيَةِ قُلُوبُهُمۡۗ وَإِنَّ ٱلظَّـٰلِمِينَ لَفِي شِقَاقِۭ بَعِيدٖ
Maar God veroorlooft het te doen, opdat de ingevingen van Satan eene beproeving zouden zijn voor hen, wier hart door ziekte is aangedaan en wier boezem verhard is (want waarlijk de goddeloozen zijn ver van de waarheid verwijderd).
وَلِيَعۡلَمَ ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلۡعِلۡمَ أَنَّهُ ٱلۡحَقُّ مِن رَّبِّكَ فَيُؤۡمِنُواْ بِهِۦ فَتُخۡبِتَ لَهُۥ قُلُوبُهُمۡۗ وَإِنَّ ٱللَّهَ لَهَادِ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓاْ إِلَىٰ صِرَٰطٖ مُّسۡتَقِيمٖ
Opdat zij wien verstand werd geschonken, zouden mogen weten, dat dit boek de waarheid van hunnen Heer is en zij daarin zouden gelooven, en opdat hunne harten daarop zouden vertrouwen; want waarlijk, God is de leider op den rechten weg van hen die gelooven.
وَلَا يَزَالُ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ فِي مِرۡيَةٖ مِّنۡهُ حَتَّىٰ تَأۡتِيَهُمُ ٱلسَّاعَةُ بَغۡتَةً أَوۡ يَأۡتِيَهُمۡ عَذَابُ يَوۡمٍ عَقِيمٍ
Maar de ongeloovigen zullen niet ophouden daaraan te twijfelen, tot dat het uur des oordeels plotseling over hen zal komen, of dat de straf van een droevigen dag hen overvalt.
ٱلۡمُلۡكُ يَوۡمَئِذٖ لِّلَّهِ يَحۡكُمُ بَيۡنَهُمۡۚ فَٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ وَعَمِلُواْ ٱلصَّـٰلِحَٰتِ فِي جَنَّـٰتِ ٱلنَّعِيمِ
Op dien dag zal het koninkrijk Gods zijn; hij zal tusschen hen richten. En zij die beloofd zullen hebben, en rechtvaardigheid uitgeoefend, zullen in tuinen des vermaaks verblijf houden.