وَلَقَدۡ ءَاتَيۡنَا مُوسَى ٱلۡكِتَٰبَ وَجَعَلۡنَا مَعَهُۥٓ أَخَاهُ هَٰرُونَ وَزِيرٗا
Wij gaven vroeger aan Mozes het boek der wet, en wij wezen hem Aäron, zijn broeder, tot raadgever aan.
فَقُلۡنَا ٱذۡهَبَآ إِلَى ٱلۡقَوۡمِ ٱلَّذِينَ كَذَّبُواْ بِـَٔايَٰتِنَا فَدَمَّرۡنَٰهُمۡ تَدۡمِيرٗا
En wij zeiden tot hen: Gaat tot het volk dat onze teekenen van valschheid beschuldigt. En wij verdelgen hem met eene volslagen vernietiging.
وَقَوۡمَ نُوحٖ لَّمَّا كَذَّبُواْ ٱلرُّسُلَ أَغۡرَقۡنَٰهُمۡ وَجَعَلۡنَٰهُمۡ لِلنَّاسِ ءَايَةٗۖ وَأَعۡتَدۡنَا لِلظَّـٰلِمِينَ عَذَابًا أَلِيمٗا
En herdenk het volk van Noach, toen zij onze gezanten van bedrog beschuldigden; wij verdronken hen en maakten hen tot een teeken onder de menschen. En wij hebben voor den onrechtvaardige een pijnlijke straf gereed gemaakt.
وَعَادٗا وَثَمُودَاْ وَأَصۡحَٰبَ ٱلرَّسِّ وَقُرُونَۢا بَيۡنَ ذَٰلِكَ كَثِيرٗا
Gedenk ook Ad en Thamoed, en zij die te al Rass woonden, en vele andere geslachten in dat tijdperk.
وَكُلّٗا ضَرَبۡنَا لَهُ ٱلۡأَمۡثَٰلَۖ وَكُلّٗا تَبَّرۡنَا تَتۡبِيرٗا
Aan ieder hunner stelden wij voorbeelden ter zijner vermaning, en ieder hunner verdelgden wij door eene geheele vernietiging.