أَلَمۡ تَرَ إِلَىٰ رَبِّكَ كَيۡفَ مَدَّ ٱلظِّلَّ وَلَوۡ شَآءَ لَجَعَلَهُۥ سَاكِنٗا ثُمَّ جَعَلۡنَا ٱلشَّمۡسَ عَلَيۡهِ دَلِيلٗا
Beschouwt gij de werken van uwen Heer niet, hoe hij de schaduw vóór het opgaan der zon uitdrijft? Indien het hem had behaagd, zou hij deze voor eeuwig onbewegelijk hebben gemaakt. Daarna doen wij de zon oprijzen en tot gids strekken.
ثُمَّ قَبَضۡنَٰهُ إِلَيۡنَا قَبۡضٗا يَسِيرٗا
En daarna verminderen wij die gemakkelijk.
وَهُوَ ٱلَّذِي جَعَلَ لَكُمُ ٱلَّيۡلَ لِبَاسٗا وَٱلنَّوۡمَ سُبَاتٗا وَجَعَلَ ٱلنَّهَارَ نُشُورٗا
Hij is het, die den nacht bevolen heeft, u als een kleed te dekken, en de slaap om u rust geven, en hij heeft den dag voor het waken ingesteld.
وَهُوَ ٱلَّذِيٓ أَرۡسَلَ ٱلرِّيَٰحَ بُشۡرَۢا بَيۡنَ يَدَيۡ رَحۡمَتِهِۦۚ وَأَنزَلۡنَا مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءٗ طَهُورٗا
Hij is het, die de winden zendt, door welke de waterwolken voortdrijven, als de voorboden zijner genade; en wij zenden zuiver water van den hemel neder.
لِّنُحۡـِۧيَ بِهِۦ بَلۡدَةٗ مَّيۡتٗا وَنُسۡقِيَهُۥ مِمَّا خَلَقۡنَآ أَنۡعَٰمٗا وَأَنَاسِيَّ كَثِيرٗا
Opdat wij daardoor eene doode streek zouden doen herleven, en om daarmede te drenken hetgeen wij hebben geschapen, zoowel vee als menschen, in grooten getale.