إِلَّا مَن تَابَ وَءَامَنَ وَعَمِلَ عَمَلٗا صَٰلِحٗا فَأُوْلَـٰٓئِكَ يُبَدِّلُ ٱللَّهُ سَيِّـَٔاتِهِمۡ حَسَنَٰتٖۗ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورٗا رَّحِيمٗا
Behalve zij die berouw betoonen en gelooven, en rechtvaardige werken doen zullen: voor hen zal God hunne vroegere zonden in goede werken veranderen; want God is vergevingsgezind en barmhartig.
وَمَن تَابَ وَعَمِلَ صَٰلِحٗا فَإِنَّهُۥ يَتُوبُ إِلَى ٱللَّهِ مَتَابٗا
En wie berouw betoont en doet wat rechtvaardig is, waarlijk, hij keert zich tot God met eene aannemelijke bekeering.
وَٱلَّذِينَ لَا يَشۡهَدُونَ ٱلزُّورَ وَإِذَا مَرُّواْ بِٱللَّغۡوِ مَرُّواْ كِرَامٗا
En zij die geene valsche getuigenis afleggen, en welke, als zij bij een ijdel gesprek tegenwoordig zijn, dit op betamelijke wijze ontduiken,
وَٱلَّذِينَ إِذَا ذُكِّرُواْ بِـَٔايَٰتِ رَبِّهِمۡ لَمۡ يَخِرُّواْ عَلَيۡهَا صُمّٗا وَعُمۡيَانٗا
En die, als zij door de teekens van hunnen Heer worden vermaand, niet nedervallen alsof zij doof en blind waren, maar opstaan, en daaraan een aandachtig oor leenen.
وَٱلَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَا هَبۡ لَنَا مِنۡ أَزۡوَٰجِنَا وَذُرِّيَّـٰتِنَا قُرَّةَ أَعۡيُنٖ وَٱجۡعَلۡنَا لِلۡمُتَّقِينَ إِمَامًا
En die zeggen: O Heer! verleen ons, in onze vrouwen en in onze kinderen, dezulken, die de voldoening onzer oogen zijn, en maak ons tot toonbeelden onder hen die u vreezen.