فَأۡتِيَا فِرۡعَوۡنَ فَقُولَآ إِنَّا رَسُولُ رَبِّ ٱلۡعَٰلَمِينَ

Gaat dus tot Pharao en zeg: Waarlijk, wij zijn de gezant van den Heer van alle schepselen.


أَنۡ أَرۡسِلۡ مَعَنَا بَنِيٓ إِسۡرَـٰٓءِيلَ

Zend de kinderen Israëls met ons weg.


قَالَ أَلَمۡ نُرَبِّكَ فِينَا وَلِيدٗا وَلَبِثۡتَ فِينَا مِنۡ عُمُرِكَ سِنِينَ

En toen zij hunne boodschap hadden overgebracht, antwoordde Pharao: Hebben wij u niet onder ons opgevoed, toen gij nog een kind waart, en hebt gij niet gedurende verscheidene jaren van uw leven onder ons gewoond?


وَفَعَلۡتَ فَعۡلَتَكَ ٱلَّتِي فَعَلۡتَ وَأَنتَ مِنَ ٱلۡكَٰفِرِينَ

Gij hebt de daad bedreven, welke gij bedreven hebt; en gij zijt een ondankbare.


قَالَ فَعَلۡتُهَآ إِذٗا وَأَنَا۠ مِنَ ٱلضَّآلِّينَ

Mozes hernam: Inderdaad, ik deed het, en ik was een van hen die dwaalden.


فَفَرَرۡتُ مِنكُمۡ لَمَّا خِفۡتُكُمۡ فَوَهَبَ لِي رَبِّي حُكۡمٗا وَجَعَلَنِي مِنَ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

Daarom ontvluchtte ik u, dewijl ik u vreesde; maar mijn Heer heeft mij wijsheid geschonken en mij tot een zijner gezanten aangewezen.


وَتِلۡكَ نِعۡمَةٞ تَمُنُّهَا عَلَيَّ أَنۡ عَبَّدتَّ بَنِيٓ إِسۡرَـٰٓءِيلَ

En is de gunst, welke gij mij hebt geschonken, dat gij de kinderen Israëls tot slaven maaktet?



الصفحة التالية
Icon