قُلۡ سِيرُواْ فِي ٱلۡأَرۡضِ فَٱنظُرُواْ كَيۡفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلۡمُجۡرِمِينَ
Zeg tot hen: Gaat over de aarde, en ziet wat het einde der zondaren was.
وَلَا تَحۡزَنۡ عَلَيۡهِمۡ وَلَا تَكُن فِي ضَيۡقٖ مِّمَّا يَمۡكُرُونَ
En weest niet bedroefd om hen: voedt volstrekt geene ongerustheid over de listen welke zij tegen u zullen uitdenken.
وَيَقُولُونَ مَتَىٰ هَٰذَا ٱلۡوَعۡدُ إِن كُنتُمۡ صَٰدِقِينَ
En zij zullen zeggen: Wanneer zal deze bedreiging worden vervuld; zeg, indien gij de waarheid spreekt?
قُلۡ عَسَىٰٓ أَن يَكُونَ رَدِفَ لَكُم بَعۡضُ ٱلَّذِي تَسۡتَعۡجِلُونَ
Antwoord: Misschien zal een deel der straf, welke gij verlangt dat verhaast zal worden, dicht achter u volgen.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَذُو فَضۡلٍ عَلَى ٱلنَّاسِ وَلَٰكِنَّ أَكۡثَرَهُمۡ لَا يَشۡكُرُونَ
Waarlijk, de Heer is vol lankmoedigheid omtrent den mensch; maar het grootste gedeelte hunner is niet dankbaar.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَيَعۡلَمُ مَا تُكِنُّ صُدُورُهُمۡ وَمَا يُعۡلِنُونَ
Waarlijk, uw Heer kent wat hunne borsten verbergen en wat zij ontdekken;
وَمَا مِنۡ غَآئِبَةٖ فِي ٱلسَّمَآءِ وَٱلۡأَرۡضِ إِلَّا فِي كِتَٰبٖ مُّبِينٍ
En er is niets in den hemel of op de aarde verborgen, of het is in een duidelijk boek opgeschreven.