وَيَوۡمَ يُنَادِيهِمۡ فَيَقُولُ أَيۡنَ شُرَكَآءِيَ ٱلَّذِينَ كُنتُمۡ تَزۡعُمُونَ

Op dien dag zal God tot hen komen en zeggen: Waar zijn mijne deelgenooten die, naar uwe gedachten met mij zijn?


قَالَ ٱلَّذِينَ حَقَّ عَلَيۡهِمُ ٱلۡقَوۡلُ رَبَّنَا هَـٰٓؤُلَآءِ ٱلَّذِينَ أَغۡوَيۡنَآ أَغۡوَيۡنَٰهُمۡ كَمَا غَوَيۡنَاۖ تَبَرَّأۡنَآ إِلَيۡكَۖ مَا كَانُوٓاْ إِيَّانَا يَعۡبُدُونَ

En zij, over wie het vonnis der verdoemenis rechtvaardig zal geveld zijn, zullen zeggen: Deze, o Heer, zijn het, welke wij hebben verleid; wij verleidden hen, zoo als wij werden verleid, maar nu verlaten wij hen geheel en wenden ons tot u. Zij aanbaden niet ons maar hunne eigene hartstochten.


وَقِيلَ ٱدۡعُواْ شُرَكَآءَكُمۡ فَدَعَوۡهُمۡ فَلَمۡ يَسۡتَجِيبُواْ لَهُمۡ وَرَأَوُاْ ٱلۡعَذَابَۚ لَوۡ أَنَّهُمۡ كَانُواْ يَهۡتَدُونَ

En tot de afgodendienaars zal gezegd worden: Roept hen thans aan, welke gij met God vereenigt; en zij zullen hen aanroepen; maar deze zullen hun niet antwoorden; en zij zullen de voor hen gereed gemaakte straf zien, zij zullen wenschen, dat zij zich hadden onderworpen om geleid te worden.


وَيَوۡمَ يُنَادِيهِمۡ فَيَقُولُ مَاذَآ أَجَبۡتُمُ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

Op dien dag zal God tot hen komen en zeggen: Welk antwoord hebt gij aan onze gezanten gegeven?



الصفحة التالية
Icon