قُلۡ سِيرُواْ فِي ٱلۡأَرۡضِ فَٱنظُرُواْ كَيۡفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلَّذِينَ مِن قَبۡلُۚ كَانَ أَكۡثَرُهُم مُّشۡرِكِينَ
Zeg: Ga over de aarde en zie wat het einde was van hen die voor u waren: het grootste deel hunner waren afgodendienaars.
فَأَقِمۡ وَجۡهَكَ لِلدِّينِ ٱلۡقَيِّمِ مِن قَبۡلِ أَن يَأۡتِيَ يَوۡمٞ لَّا مَرَدَّ لَهُۥ مِنَ ٱللَّهِۖ يَوۡمَئِذٖ يَصَّدَّعُونَ
Wend dus uw aangezicht naar den rechten godsdienst, alvorens de dag kome, dien niemand van God kan verwijderen. Op dien dag zullen zij in twee groepen worden gescheiden.
مَن كَفَرَ فَعَلَيۡهِ كُفۡرُهُۥۖ وَمَنۡ عَمِلَ صَٰلِحٗا فَلِأَنفُسِهِمۡ يَمۡهَدُونَ
Die een ongeloovige mocht zijn geweest, zal de lasten van zijn ongeloof dragen, en die gedaan zullen hebben, wat recht is, zullen zich rustplaatsen in het paradijs spreiden;
لِيَجۡزِيَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ وَعَمِلُواْ ٱلصَّـٰلِحَٰتِ مِن فَضۡلِهِۦٓۚ إِنَّهُۥ لَا يُحِبُّ ٱلۡكَٰفِرِينَ
Opdat hij van zijne overvloedige milddadigheid degenen mogen beloonen, die geloofd en rechtvaardig gehandeld zullen hebben; want hij bemint de ongeloovigen niet.
وَمِنۡ ءَايَٰتِهِۦٓ أَن يُرۡسِلَ ٱلرِّيَاحَ مُبَشِّرَٰتٖ وَلِيُذِيقَكُم مِّن رَّحۡمَتِهِۦ وَلِتَجۡرِيَ ٱلۡفُلۡكُ بِأَمۡرِهِۦ وَلِتَبۡتَغُواْ مِن فَضۡلِهِۦ وَلَعَلَّكُمۡ تَشۡكُرُونَ
Onder zijne teekenen is er een: dat hij de winden zendt, welkome tijding dragende van regen, opdat hij u van zijne genade zou mogen doen proeven en opdat de schepen op zijn bevel mogen zeilen, en gij dankbaar wezen zoudt.