يَحۡسَبُونَ ٱلۡأَحۡزَابَ لَمۡ يَذۡهَبُواْۖ وَإِن يَأۡتِ ٱلۡأَحۡزَابُ يَوَدُّواْ لَوۡ أَنَّهُم بَادُونَ فِي ٱلۡأَعۡرَابِ يَسۡـَٔلُونَ عَنۡ أَنۢبَآئِكُمۡۖ وَلَوۡ كَانُواْ فِيكُم مَّا قَٰتَلُوٓاْ إِلَّا قَلِيلٗا
Zij verbeeldden zich, dat de verbondenen niet zouden aftrekken en het beleg opheffen; en indien de verbondenen ten tweedenmale opkwamen, zouden zij wenschen in de woestijn te wezen, onder de Arabieren die in tenten wonen en daar slechts naar nieuws van u te vernemen; want hoewel zij dien tijd met u waren, vochten zij niet dan flauw.
لَّقَدۡ كَانَ لَكُمۡ فِي رَسُولِ ٱللَّهِ أُسۡوَةٌ حَسَنَةٞ لِّمَن كَانَ يَرۡجُواْ ٱللَّهَ وَٱلۡيَوۡمَ ٱلۡأٓخِرَ وَذَكَرَ ٱللَّهَ كَثِيرٗا
Gij hebt in Gods gezant een uitmuntend voorbeeld voor hem, die op God en op den laatsten dag hoopt, en God dikwijls herdenkt.
وَلَمَّا رَءَا ٱلۡمُؤۡمِنُونَ ٱلۡأَحۡزَابَ قَالُواْ هَٰذَا مَا وَعَدَنَا ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥ وَصَدَقَ ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥۚ وَمَا زَادَهُمۡ إِلَّآ إِيمَٰنٗا وَتَسۡلِيمٗا
Toen de ware geloovigen de verbondenen zagen, zeiden zij: Dit is wat God en zijn profeet ons hebben voorspeld. God en zijn profeet hebben de waarheid gesproken, en het vermeerdert slechts hun geloof en hunne onderwerping aan God.
مِّنَ ٱلۡمُؤۡمِنِينَ رِجَالٞ صَدَقُواْ مَا عَٰهَدُواْ ٱللَّهَ عَلَيۡهِۖ فَمِنۡهُم مَّن قَضَىٰ نَحۡبَهُۥ وَمِنۡهُم مَّن يَنتَظِرُۖ وَمَا بَدَّلُواْ تَبۡدِيلٗا
Van de ware geloovigen vervullen sommigen rechtschapen wat zij God hebben beloofd; sommigen van hen hebben hunne loopbaan geëindigd, en sommigen van hen verwachten hetzelfde voordeel, en zij veranderen hunne belofte niet, door daarvan in het minst af te wijken.