وَبَشَّرۡنَٰهُ بِإِسۡحَٰقَ نَبِيّٗا مِّنَ ٱلصَّـٰلِحِينَ
Wij verblijdden hem met de belofte van Izaäk, een rechtvaardigen profeet.
وَبَٰرَكۡنَا عَلَيۡهِ وَعَلَىٰٓ إِسۡحَٰقَۚ وَمِن ذُرِّيَّتِهِمَا مُحۡسِنٞ وَظَالِمٞ لِّنَفۡسِهِۦ مُبِينٞ
En wij zegenden hem en Izaäk; en onder hunne nakomelingschap waren eenige rechtvaardigen, en anderen, die klaarblijkelijk hunne eigene zielen nadeel toebrachten.
وَلَقَدۡ مَنَنَّا عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ
Wij waren ook vroeger genadig omtrent Mozes en Aäron.
وَنَجَّيۡنَٰهُمَا وَقَوۡمَهُمَا مِنَ ٱلۡكَرۡبِ ٱلۡعَظِيمِ
En wij bevrijdden hen en hun volk van eene groote ellende.
وَنَصَرۡنَٰهُمۡ فَكَانُواْ هُمُ ٱلۡغَٰلِبِينَ
Wij ondersteunden hen tegen de Egyptenaren, en zij werden overwinnaars.
وَءَاتَيۡنَٰهُمَا ٱلۡكِتَٰبَ ٱلۡمُسۡتَبِينَ
Wij gaven hun het duidelijke boek der wet.
وَهَدَيۡنَٰهُمَا ٱلصِّرَٰطَ ٱلۡمُسۡتَقِيمَ
Wij leidden hen op den rechten weg.
وَتَرَكۡنَا عَلَيۡهِمَا فِي ٱلۡأٓخِرِينَ
En wij lieten de volgende groete door de verste nakomelingschap voor hen bewaren;