وَخُذۡ بِيَدِكَ ضِغۡثٗا فَٱضۡرِب بِّهِۦ وَلَا تَحۡنَثۡۗ إِنَّا وَجَدۡنَٰهُ صَابِرٗاۚ نِّعۡمَ ٱلۡعَبۡدُ إِنَّهُۥٓ أَوَّابٞ
En wij zeiden tot hem: Neem een handvol (of bundel) in uwe hand en sla er uwe vrouw mede, en breek uwen eed niet. Waarlijk, wij bevonden, dat hij een geduldig persoon was. Welk een uitmuntend dienaar was hij: want hij was iemand, die zich dikwijls tot ons wendde.
وَٱذۡكُرۡ عِبَٰدَنَآ إِبۡرَٰهِيمَ وَإِسۡحَٰقَ وَيَعۡقُوبَ أُوْلِي ٱلۡأَيۡدِي وَٱلۡأَبۡصَٰرِ
Gedenk ook onze dienaren Abraham, Izaäk en Jacob, die dappere en voorzichtige menschen waren.
إِنَّآ أَخۡلَصۡنَٰهُم بِخَالِصَةٖ ذِكۡرَى ٱلدَّارِ
Waarlijk, wij zuiverden hen met eene volkomene zuivering, door de herdenking van het volgende leven.
وَإِنَّهُمۡ عِندَنَا لَمِنَ ٱلۡمُصۡطَفَيۡنَ ٱلۡأَخۡيَارِ
En zij waren goede menschen en voor ons aangezicht uitverkoren.
وَٱذۡكُرۡ إِسۡمَٰعِيلَ وَٱلۡيَسَعَ وَذَا ٱلۡكِفۡلِۖ وَكُلّٞ مِّنَ ٱلۡأَخۡيَارِ
En gedenk Israël, en Elisha en Dhoe'lkefl: want deze allen waren goede menschen.
هَٰذَا ذِكۡرٞۚ وَإِنَّ لِلۡمُتَّقِينَ لَحُسۡنَ مَـَٔابٖ
Dit is eene vermaning. Waarlijk, de vromen zullen eene uitnemende plaats hebben, om er terug te keeren;