لَآ أُقۡسِمُ بِيَوۡمِ ٱلۡقِيَٰمَةِ
Waarlijk, ik zweer bij den dag der opstanding;
وَلَآ أُقۡسِمُ بِٱلنَّفۡسِ ٱللَّوَّامَةِ
En ik zweer bij de ziel die zich zelve beschuldigt.
أَيَحۡسَبُ ٱلۡإِنسَٰنُ أَلَّن نَّجۡمَعَ عِظَامَهُۥ
Denkt de mensch, dat wij zijne beenderen niet bij elkander zullen verzamelen?
بَلَىٰ قَٰدِرِينَ عَلَىٰٓ أَن نُّسَوِّيَ بَنَانَهُۥ
Ja, wij zijn in staat de kleinste beenderen zijner vingers bijeen te brengen.
بَلۡ يُرِيدُ ٱلۡإِنسَٰنُ لِيَفۡجُرَ أَمَامَهُۥ
Maar de mensch verkiest zondig te zijn (te loochenen) den tijd die vóór hem is.
يَسۡـَٔلُ أَيَّانَ يَوۡمُ ٱلۡقِيَٰمَةِ
Hij vraagt: Wanneer zal de dag der opstanding zijn?
فَإِذَا بَرِقَ ٱلۡبَصَرُ
Maar als het oog verblind.
وَخَسَفَ ٱلۡقَمَرُ
Als de maan verduisterd zal wezen.
وَجُمِعَ ٱلشَّمۡسُ وَٱلۡقَمَرُ
En de zon en de maan vereenigd zullen zijn.