أَلَّا تَزِرُ وَازِرَةٞ وِزۡرَ أُخۡرَىٰ
Te weten: dat eene belaste ziel niet den last van eene andere zal dragen.
وَأَن لَّيۡسَ لِلۡإِنسَٰنِ إِلَّا مَا سَعَىٰ
En dat den mensch, die rechtvaardig is, niets zal worden opgelegd, behalve zijn eigen arbeid.
وَأَنَّ سَعۡيَهُۥ سَوۡفَ يُرَىٰ
Dat zijn arbeid hiernamaals zekerlijk naar waarde zal worden geschat.
ثُمَّ يُجۡزَىٰهُ ٱلۡجَزَآءَ ٱلۡأَوۡفَىٰ
En dat hij daarvoor met de meest overvloedige belooning zal worden beschonken.
وَأَنَّ إِلَىٰ رَبِّكَ ٱلۡمُنتَهَىٰ
Dat het einde van alle dingen bij den Heer zal wezen.
وَأَنَّهُۥ هُوَ أَضۡحَكَ وَأَبۡكَىٰ
Dat hij doet lachen en doet weenen.
وَأَنَّهُۥ هُوَ أَمَاتَ وَأَحۡيَا
Dat hij dood en leven geeft.
وَأَنَّهُۥ خَلَقَ ٱلزَّوۡجَيۡنِ ٱلذَّكَرَ وَٱلۡأُنثَىٰ
Dat hij de beide kunnen: de mannelijke en de vrouwelijke, schiep.
مِن نُّطۡفَةٍ إِذَا تُمۡنَىٰ
Van zaad als het uitgeworpen is.