وَلَقَدۡ أَرۡسَلۡنَا نُوحٗا وَإِبۡرَٰهِيمَ وَجَعَلۡنَا فِي ذُرِّيَّتِهِمَا ٱلنُّبُوَّةَ وَٱلۡكِتَٰبَۖ فَمِنۡهُم مُّهۡتَدٖۖ وَكَثِيرٞ مِّنۡهُمۡ فَٰسِقُونَ
Wij zonden vroeger Noach en Abraham, en wij gaven hunne nakomelingen de gift der profetie en de schrift en sommigen van hen werden geleid; maar velen van hen waren boosdoeners.
ثُمَّ قَفَّيۡنَا عَلَىٰٓ ءَاثَٰرِهِم بِرُسُلِنَا وَقَفَّيۡنَا بِعِيسَى ٱبۡنِ مَرۡيَمَ وَءَاتَيۡنَٰهُ ٱلۡإِنجِيلَۖ وَجَعَلۡنَا فِي قُلُوبِ ٱلَّذِينَ ٱتَّبَعُوهُ رَأۡفَةٗ وَرَحۡمَةٗۚ وَرَهۡبَانِيَّةً ٱبۡتَدَعُوهَا مَا كَتَبۡنَٰهَا عَلَيۡهِمۡ إِلَّا ٱبۡتِغَآءَ رِضۡوَٰنِ ٱللَّهِ فَمَا رَعَوۡهَا حَقَّ رِعَايَتِهَاۖ فَـَٔاتَيۡنَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ مِنۡهُمۡ أَجۡرَهُمۡۖ وَكَثِيرٞ مِّنۡهُمۡ فَٰسِقُونَ
Daarna deden wij onze gezanten in hunne voetstappen treden, en wij deden hen door Jezus, den zoon van Maria, opvolgen, wien wij het evangelie gaven, en wij stortten medelijden en liefderijkheid in de harten van degenen, die hen volgden. Maar wat den monnikenstand betreft, zij stelden dien zelven in, wij schreven hun dien niet voor; wij schreven alleen de begeerte voor, Gode te behagen; maar zij namen het niet in acht, zooals het in acht genomen moest worden. En wij gaven hun, die geloofden, hunne belooning; maar velen van hen waren zondaren.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ ٱتَّقُواْ ٱللَّهَ وَءَامِنُواْ بِرَسُولِهِۦ يُؤۡتِكُمۡ كِفۡلَيۡنِ مِن رَّحۡمَتِهِۦ وَيَجۡعَل لَّكُمۡ نُورٗا تَمۡشُونَ بِهِۦ وَيَغۡفِرۡ لَكُمۡۚ وَٱللَّهُ غَفُورٞ رَّحِيمٞ
O gij! die in de profeten gelooft, vreest God, en gelooft in zijn gezant Mahomet; hij zal u twee deelen van zijne genade schenken, en hij zal u een licht geven, waarin gij zult wandelen, en hij zal u vergiffenis schenken; want God is vergevensgezind en barmhartig.