وَلَا يَسۡتَثۡنُونَ
En er de uitzondering niet bijvoegden: Indien het Gode behaagt.
فَطَافَ عَلَيۡهَا طَآئِفٞ مِّن رَّبِّكَ وَهُمۡ نَآئِمُونَ
En de tuin werd door eene verwoesting van uwen Heer overvallen, terwijl zij sliepen.
فَأَصۡبَحَتۡ كَٱلصَّرِيمِ
En des ochtends was die, als een tuin waarvan de vruchten reeds verzameld waren.
فَتَنَادَوۡاْ مُصۡبِحِينَ
En zij riepen elkander, toen zij des morgens opstonden, zeggende:
أَنِ ٱغۡدُواْ عَلَىٰ حَرۡثِكُمۡ إِن كُنتُمۡ صَٰرِمِينَ
Ga vroeg naar uwe beplanting, indien gij voornemens zijt de vruchten daarvan te verzamelen.
فَٱنطَلَقُواْ وَهُمۡ يَتَخَٰفَتُونَ
Daarop gingen zij, terwijl zij elkander toefluisterden:
أَن لَّا يَدۡخُلَنَّهَا ٱلۡيَوۡمَ عَلَيۡكُم مِّسۡكِينٞ
Geen arme zal heden uwen tuin binnentreden.
وَغَدَوۡاْ عَلَىٰ حَرۡدٖ قَٰدِرِينَ
En zij vertrokken vroeg, met het voorgestelde doel, niets te geven.
فَلَمَّا رَأَوۡهَا قَالُوٓاْ إِنَّا لَضَآلُّونَ
Toen zij zagen dat de tuin verzengd en verwoest was, zeiden zij: Wij hebben ons zeker in den weg vergist.