كُلُواْ وَٱشۡرَبُواْ هَنِيٓـَٔۢا بِمَآ أَسۡلَفۡتُمۡ فِي ٱلۡأَيَّامِ ٱلۡخَالِيَةِ
Eet en drinkt met gemakkelijke spijsvertering, (zal men hun zeggen) om de goede werken, die gij in de verloopen dagen voor u uit hebt gezonden.
وَأَمَّا مَنۡ أُوتِيَ كِتَٰبَهُۥ بِشِمَالِهِۦ فَيَقُولُ يَٰلَيۡتَنِي لَمۡ أُوتَ كِتَٰبِيَهۡ
Maar hij, die zijn boek dat hij ontvangen heeft, in zijne linkerhand zal hebben, zal zeggen: O, had ik dit boek slechts niet ontvangen!
وَلَمۡ أَدۡرِ مَا حِسَابِيَهۡ
En dat ik niet wist, dat dit mijne rekening was!
يَٰلَيۡتَهَا كَانَتِ ٱلۡقَاضِيَةَ
O had de dood een einde aan mij gemaakt!
مَآ أَغۡنَىٰ عَنِّي مَالِيَهۡۜ
Mijne rijkdommen hebben mij niet bevoordeeld.
هَلَكَ عَنِّي سُلۡطَٰنِيَهۡ
En mijne macht is voor mij verdwenen.
خُذُوهُ فَغُلُّوهُ
En God zal tot de wachters der hel zeggen: Grijpt hem en bindt hem,
ثُمَّ ٱلۡجَحِيمَ صَلُّوهُ
En werpt hem in de hel om verbrand te worden.