لِّنَفۡتِنَهُمۡ فِيهِۚ وَمَن يُعۡرِضۡ عَن ذِكۡرِ رَبِّهِۦ يَسۡلُكۡهُ عَذَابٗا صَعَدٗا
Ten einde hun daardoor te bewijzen, dat degeen die zich van de vermaning van zijn Heer afwendt, eene strenge marteling zal ondergaan.
وَأَنَّ ٱلۡمَسَٰجِدَ لِلَّهِ فَلَا تَدۡعُواْ مَعَ ٱللَّهِ أَحَدٗا
Waarlijk de plaatsen der vereering zijn aan God toegewijd; roept dus geen ander tegelijk met God aan.
وَأَنَّهُۥ لَمَّا قَامَ عَبۡدُ ٱللَّهِ يَدۡعُوهُ كَادُواْ يَكُونُونَ عَلَيۡهِ لِبَدٗا
Toen Gods dienaar opstond om hem aan te roepen, had het weinig gescheeld, of de geniussen hadden hem doodgedrongen, om hem den Koran te hooren opzeggen.
قُلۡ إِنَّمَآ أَدۡعُواْ رَبِّي وَلَآ أُشۡرِكُ بِهِۦٓ أَحَدٗا
Zeg: Waarlijk, ik roep slechts mijn Heer aan, en ik vereenig geen anderen God met hem.
قُلۡ إِنِّي لَآ أَمۡلِكُ لَكُمۡ ضَرّٗا وَلَا رَشَدٗا
Zeg: Waarlijk, ik ben uit mij zelven niet in staat, u leed of goed te doen.
قُلۡ إِنِّي لَن يُجِيرَنِي مِنَ ٱللَّهِ أَحَدٞ وَلَنۡ أَجِدَ مِن دُونِهِۦ مُلۡتَحَدًا
Zeg: Waarlijk, niemand kan mij tegen God bijstaan. Nimmer zal ik eene toevlucht buiten hem vinden.