وَٱلۡمُرۡسَلَٰتِ عُرۡفٗا
Ik zweer bij de engelen die door God gezonden zijn, en elkander in eene aanhoudende reeks opvolgen.
فَٱلۡعَٰصِفَٰتِ عَصۡفٗا
Bij hen die zich snel bewegen met eene snelle beweging;
وَٱلنَّـٰشِرَٰتِ نَشۡرٗا
En bij hen die zijne bevelen verspreiden. Door die op aarde bekend te maken,
فَٱلۡفَٰرِقَٰتِ فَرۡقٗا
En bij hen die waarheid van leugen afscheiden, door die te erkennen.
فَٱلۡمُلۡقِيَٰتِ ذِكۡرًا
En bij hen die de goddelijke vermaning mededeelen.
عُذۡرًا أَوۡ نُذۡرًا
Ter verontschuldiging of bedreiging.
إِنَّمَا تُوعَدُونَ لَوَٰقِعٞ
Waarlijk, wat wij beloofd hebben, is onvermijdelijk.
فَإِذَا ٱلنُّجُومُ طُمِسَتۡ
Als de sterren zullen worden uitgedoofd.
وَإِذَا ٱلسَّمَآءُ فُرِجَتۡ
En de hemel gespleten,
وَإِذَا ٱلۡجِبَالُ نُسِفَتۡ
Als de bergen zullen uiteenstuiven.